zaterdag 22 februari 2020

Ik stel me (niet) aan, denk ik

Als mensen me vragen hoe het gaat, kan ik zonder blikken of blozen zeggen dat het veel beter gaat dan een jaar geleden. Er is namelijk geen woord aan gelogen. Een jaar geleden zat ik er nogal anders bij. Het is een beter antwoord dan ‘goed’, ‘slecht’ en ‘ik weet het niet’, vind ik dan. Het stemt iedereen ook tevreden. Als ik eerlijk ben, zou ik zeggen: ‘beter, maar wat heb ík nog een last van alles wat er gebeurd is en het lijkt, hoe meer ik herstel, hoe meer helder ik ben, erger te worden.’

Ik schreef er al eens eerder over en ook nu houd ik het algemeen, maar ik heb wel een vraag die ik niet zo makkelijk kan beantwoorden en niemand met mij, zo lijkt.

Het ‘probleem‘: Ik heb last, ik druk me wat mild uit nu, van de tijd die er was. De tijd dat ik van een overspannenheid/ burn-out/ whatever afzakte naar de donkere krochten die een depressie bleek. Een ernstige. Zo één met medicatie, opnames, dood willen. Tot hier is het nog te overzien, maar het ging meer mis. Er was blijkbaar meer aan de hand. Ik zou PTSS hebben en dus werd er verder gekeken en er werd naar gehandeld. Redelijk zinloos allemaal, want ik was (zie ik nu) helemaal niet voor rede vatbaar. En hoe langer het duurde, hoe meer ik uit de samenleving vertrok. Werk kwijt, familieleden kwijt, mijn leven bijna kwijt, mijn behandelteam kwijt, mijn gezin kwijt, mijn huis kwijt. Maar vooral mezelf cómpleet verloren.

Nu ik enerzijds aan het herstellen ben, heb ik dus nog wel last van zaken, de last bestaat uit het élke dag mensen en plekken tegenkomen die me aan de tijd doen herinneren. Ik heb het niet over mijn gezin of vrienden of de Kruidvat, maar over verpleegkundigen die ongeveer om de hoek wonen, behandelaren, ex-opnamegenoten (compleet de weg kwijt, heel helder en opgeknapt, in levensgevaar), nabestaanden van ex-opnamegenoten, al het nieuws over de ggz dat je niet kán ontwijken of vermijden (ik kan e.e.a. wel verminderen), het spoor, het ziekenhuis, burgernetmeldingen enz. Ik kan echt heel lang doorgaan. Soms lukt het om het te vermijden, het ene oor in, mezelf afleiden, andere oor dus weer redelijk snel uit. Maar soms blijft het in mijn hoofd: die ene keer met díe verpleegkundige, het moment op de IC, wat heb ik mijn gezin aangedaan? En nog véél meer. 

Op die momenten word ik gegijzeld door mijn hoofd en krijg ik weinig mee van wat er om me heen gebeurt. Geen dissociatie o.i.d. hoor, maar gewoon niet meer horen wat er om me heen wordt gezegd of soms: wat er gebeurt.

Ook kan ik het over sommige specifieke nare gebeurtenissen niet hebben. Tenminste: niet zonder heel veel geluid en snot. Óf ik heb het erover en ik praat erover alsof ik een journalist ben. Een opsomming van feiten, niet de controle verliezen.  Dit gaat onbewust, denk ik. 
Ik had de mogelijkheid voor een paar sessies EMDR, maar ik heb het niet gedaan: ik durfde niet. Wat als het te veel zou ophalen? Hoe zou ik erna zijn? Maar vooral: ik durf het e.e.a. helemaal niet te vertellen, schaamte, verdriet alles. Toen ging ik het ‘van me afschrijven’. Ik ben ver gekomen met schrijven, maar er is niks veranderd in mijn gevoel of gedrag. Paniekaanvallen net voor het in slapen vallen, nare dromen, en dus al die plekken en mensen die me terugwerpen in de tijd.

De tijd kan ik niet terugdraaien, maar ik wil er minder last van hebben. Maar als ik EMDR ga doen, wil ik iemand kennen en daarnaast, kunnen vertrouwen (mijn vertrouwen is nogal geschaad door bepaalde hulpverleners). 

Iemand die gewoon alles met me door kan nemen, is misschien ook wel wat.

Beetje een zeikverhaal, sorry, maar misschien heeft iemand van jullie een goede suggestie? Tot nu toe stuit ik op te korte trajecten, aanmeldstoppen, wachtlijsten, instanties waar ik niet heen kan/ wil i.v.m. pijnlijke zaken. 

Een supergoed idee? (geen kruiden of vitamines…) Stuur me gerust een privéberichtje. Ik weet niet wanneer ik reageer, maar ik zal op je reageren. Alvast dank!

dinsdag 11 februari 2020

psychiatrisch ziek of last van levensproblematiek?

De laatste tijd lijkt de vraag (ik denk terecht) vaker gesteld te worden: hebben we het in bepaalde gevallen over (zeer vervelende) gevolgen door levensproblematiek dat mensen in de ggz terechtkomen of over mensen met ernstige psychische problemen, ziekte? Natuurlijk hebben we het over beide, want beide groepen komen in de ggz terecht. Is een scheiding psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg niet iets waar we beter naar moeten kijken?

Het onderscheid heeft me veel beziggehouden, waarschijnlijk omdat ik me aangesproken voelde. Heb ik zo ongeveer de hele ggz van mijn stad beziggehouden omdat ik niet echt adequaat met mijn problemen kon omgaan? Of had de ggz te maken met een ernstig psychiatrisch ziek iemand? Met mij dus. Of kunnen die twee samengaan?

Ik kwam de geestelijke gezondheidszorg ingerold omdat ik was vastgelopen. Ik was continu gespannen en geirriteerd, ik voelde me ongelukkig en ik functioneerde op bijna geen enkel gebied meer echt lekker (ik functioneerde niet eigenlijk). Ik wist dat ik wel wat had meegemaakt, maar ik vond ook dat ik me daar maar overheen moest zetten. Ik was hooguit overspannen in mijn ogen.

De psychiatrie kwam ik in, omdat de psycholoog uit de basis-ggz me vertelde dat mijn behandeling vergoed zou worden als er ‘depressie’ op de formulieren kwam te staan, dan hoefde ik ook niks zelf te betalen. Prima. Want: wat wist ik nu van depressies en zorgkosten? Het werd een ander verhaal toen ik ook medicatie moest gaan slikken van deze psycholoog en de crisisdienst waar ik enkele weken later terechtkwam óók vond dat ik dat moest doen. Ik had dus niet enkel geestelijke gezondheidszorg, bestaande uit wat gesprekken die mij weer op de goede weg zouden zetten, nodig, maar ik was ziek: ik moest medicatie en ik moest dus gezien worden door een arts, een psychiater. Deze psychiater oordeelde redelijk snel dat ik niet overspannen was, maar een zware depressie had en ik werd ook nog eens redelijk snel opgenomen; ik gleed namelijk in korte tijd vreselijk af. Van werkende moeder die alles voor elkaar had, veranderde ik in een in-bed-liggend-stuk-vlees.

Volgens de psychiater en de DSM-V had ik een depressie. Terugkijkend kan ik dat niet ontkennen. Medicatie dus, opname, gesprekken. Vanaf dag één (!) werd er gevraagd naar mijn verleden. Uit wat voor gezin kwam ik? Had ik nare dingen meegemaakt? Tsja, dat ging dus niemand wat aan, dus hen ook niet. Er was dus volop oog voor de context. Iets wat veel mensen lijken te missen in de huidige crisisbeoordelingen. 

Terug naar het onderwerp waar ik nu wat over wil zeggen en wat me bezighoudt: ben of was ik psychiatrisch ziek of had ik enkel last van mijn levensproblematiek? Die vraag is simpel te beantwoorden: ik had last van het één en daardoor ook van het ander. De jaren erop werd het niet beter met de hulp die ik kreeg, wel slechter. Waarom? Omdat ik me kon overgeven aan het feit dat het gewoon slecht ging? Werd ik juist gek door de opnames? Ging ik me gedragen naar de diagnoses? Nou ja, allemaal in ieder geval niet bewust. Maar hoe langer het duurde, hoe zieker ik werd. Zowel mijn gedrag werd zieker en gevaarlijker, als de meningen dat ik zieker was dan iemand ooit had kunnen bevroeden aan het begin van het traject. En als iemand wekelijks tegen je zegt dat je heel ziek bent, terwijl je al niet echt lekker ‘in je kracht -haha- staat’, ga je het misschien ook geloven.

Maar betekent het dan dat ik dus niet ziek was en alleen last had ‘van mijn jeugd’ en van rouw? Wie kan me dan uitleggen dat ik mezelf in levensgevaar bracht? Oké, dat zou nog uitlegbaar zijn, denk ik.  Maar hoe kan het dat ik zó veel niet meer weet? De dubbele kleding die ik vond (en dus gekocht had). Geld van mezelf stelen (ik had al geschreven dat ik ziek gedrag vertoonde, toch?) en dat onder het matras van mijn ziekenhuisbed legde en dat in vertrouwen aan IEDEREEN vertelde? Kaarten lezen waarvan ik nooit heb geweten dat ik ze kreeg? Columns van mijn hand lezen waarvan ik het bestaan niet eens wist? Een interview bij NPO1 gegeven? Ja, dat weet ik dan nog wel. DOOR EEN FOTO. Ik heb werkelijk geen idee wat ik gezegd heb en ook niet tegen wie. Later bleek dat ik met toch echt wel een bekende radiomaker te hebben gesproken. Ik heb het ook nooit teruggeluisterd, maar mensen verzekerden mij dat ik niks raars had gezegd. Daarnaast sprak ik over mezelf alsof ik het over een ander persoon had. Tegen mijn nieuwbakken leidinggevende nog wel, die uit medelijden mij kwam bezoeken in de kliniek. Ze had me net twee maanden ervoor aangenomen. Ik had dus juist mijn best moeten doen om normaal over te komen, maar ze kwam er verwarder vandaan dan ik wellicht op dat moment was. Het is allemaal gebeurd. Ik was een verward persoon. Een verwarde vrouw.

De vraag die nu vaak lijkt te spelen is of je ‘dit soort mensen’ wel zou moeten opnemen in de psychiatrie. Niemand kan daar eenduidig over zijn. Logisch ook: want de ene patient is de andere niet.

Maar toch denk ik dat er een verschil is tussen mensen met een bipolaire stoornis zonder ‘gek’ verleden en die dus in bescherming genomen moeten worden op een gesloten afdeling (of tussen mensen met psychosen die uit een veilig nest komen), dan aan de vele (!) mensen met een ontwrichtende jeugd, zonder vangnet of stabiele thuisbasis die worden opgenomen en vervolgens niet meer uit het wereldje komen. Want dat is het, een wereldje.

Een stelling die misschien wel nergens op slaat, want als ik een keer niet was opgenomen, had ik dit niet kunnen tikken.

Zoals gezegd: de één is de ander niet.

En ik was écht behoorlijk psychisch ziek door mijn levensproblematiek. 

(ik ga hier meer over nadenken en over schrijven, en dan wat minder kort door de bocht dan ik hier doe, beloofd!)

donderdag 6 februari 2020

Noem het zoals je wilt

Zoals vaker wil ik veel schrijven, maar weet ik de woorden niet te vinden. En ik vind ze wel, denk ik, maar denkend aan doel, doelgroep, eigenbelang, belang van anderen, blijven er vaak maar weinig woorden over.

Momenteel schrijf ik heel veel, maar dat schrijf ik voor mezelf, al begint het toch wel heel erg op een boek te lijken. Een echt boek. Geen gedichten, berichten of columns. Wél een heel persoonlijk verhaal dat op de manier zoals ik nu heb geschreven nog niet voor publicatie door kan gaan. Ik wil pas schrappen en herschrijven als ik dat wat ik op papier wil hebben daadwerkelijk op papier heb staan.

Maar misschien is dat te veel gevraagd. Ik wil namelijk heel veel opschrijven. Te veel. Door de jaren heen heb ik veel meegemaakt. De vervelende gebeurtenissen uit mijn jeugd heb ik wel ‘verwerkt’. Ik kan er goed mee leven en ervaar geen last meer. Goede behandeling van gecombineerde therapieën hielp namelijk. Ik klaarde op. Het klaarde op.

Het klaarde zo op dat ik ook eens rustig kon gaan terugkijken naar wat er nu allemaal in die paar jaar gebeurd was. Iets meer dan vier jaar had ik ‘in de ggz’ gebivakkeerd. Misschien had ik wel meer in psychiatrische ziekenhuizen overnacht dan dat ik thuis had gedaan. Ik keek terug op vele verpleegkundigen, behandelaren, medicatie, crises en ellende.

Ik wil lachen, dansen, drinken, liefhebben, grappen maken, afspreken en ik wil weten wat ik nu echt wil. Voor de klas weer? In de zorg? Schrijven over de ggz? Of moet ik iets heel anders? Ik weet het niet. Wat ik vooral wil is dat mijn gezin gelukkig is. En natuurlijk ik ook wel een beetje. En vooral: wij met elkaar. 

Ik vind dat ik iedereen moet zeggen dat het eindelijk weer goed gaat. Omdat dat niet de waarheid is, zeg ik dat het écht veel beter gaat met me. Ik lieg daar geen woord aan; ik lig niet gedrogeerd in een bos, niet in coma op een IC, niet op een gesloten afdeling binnen de psychiatrie. Iedereen vertaalt mijn ‘veel beter’, in ‘het gaat goed’. En dat snap ik en het is enkel mezelf die ik dat verwijten.

Waarom het niet goed gaat? Door dat nadenken over de afgelopen paar jaar, waar velen van jullie wel iets hebben meegekregen, word ik niet vrolijk. Simpele oplossing: stoppen met nadenken over die nare dingen! En daar zit het hem in. Zo lang ik bang ben om bepaalde behandelaren op straat te treffen. Zolang ik nog nauwelijks langs het ziekenhuis durf te fietsen. Zolang ik sommige gebouwen niet in kan, omdat ik dan zó ga zweten, dat het echt gênant is. Zolang ik bij elke ambulance, brandweerwagen en politieauto naar beneden kijk in de hoop dat ze me niet zien omdat ze me misschien wel eens ergens hebben gevonden. Zolang ik droom over opgesloten zitten. Of over behandelaren die over mijn rug ruzie maken. Zolang ik berichten krijg, zie en hoor over opnames, suïcidaliteit, zelfdodingen en daar niet altijd meer even sterk mee om kan gaan. Zolang ik merk dat ik jaren van mijn dochters heb gemist door verhalen waarvan ik denk: ‘huh? Wanneer dan?’ en daar verdrietig van word. Zolang ik mensen die ik uit opnames ken, ontwijk op straat. Zolang ik de naam van een bepaalde instelling zie en soms bijna begin te kokhalzen. Zolang ik eindeloos blijf huilen als ik iemand in vertrouwen vertel wat er nu écht is in gebeurd in bepaalde gevallen. Als ik nadenk over wat er in mijn dossier staat wat niet klopt en ik er hartkloppingen van krijg. Zolang ik zó op mijn hoede ben, zó overspannen ben, zó schrikachtig ben, zó graag naar diazepam wil grijpen. Zolang dat zich ongevraagd aan me opdringt, gaat het nog niet goed met me.

Noem het een ggz-trauma. Noem het aanstellerij. Noem het anders. Het maakt niet uit. Het is er.

Alles wat er speelt maakt me minder cynisch, maar meer verdrietig. Ik heb meer vragen dan ooit. Minder antwoorden ook nog eens, lijkt wel. Ik ben in rouw. Natuurlijk leerde ik vast belangrijke dingen over het leven. Maar ik ben meer dan vier jaar kwijt. Ik ben boos, verdrietig én teleurgesteld (jaja!) in mensen. Ik vertrouwde - lekker naïef- bijna iedereen. Zeker zorgverleners. Maar ook mede-patiënten. Onterecht, zo bleek.

Ik heb wat hulp nu en er blijkt misschien wat meer hulp nodig te zijn. Ik ging kijken waar ik me zou inschrijven. Waar ik me zou kúnnen inschrijven. Een goede plek bleek gevonden, maar helaas, daarvoor had ik een eigen behandelaar nodig, om het aan te gaan: heb ik niet. Instanties waar ik niet wil, waren er ook. Een enorme wachtlijst ergens anders. Maar gelukkig vond ik een plek die bij me paste. Daar zou ik heen. Precies dat wat ik nodig had.
Ik ging naar de aanmeldknop. Maar:

er is een aanmeldstop.