Als het vroeger kermis was en ik in de draaimolen ging, dan zocht ik niet naar een paard, een leeuw of een auto, maar naar een fiets, een racefiets wel te verstaan. Als driejarige met mijn handen onderin de beugels. Ik wist het toen al zeker: als ik groot zou zijn, zou ik een wielrenner worden.
De fiets, óók de racefiets, zou een rode draad in mijn leven
worden. Alles doe ik op de fiets: de boodschappen, de stad in, even op bezoek
bij iemand, naar het station om de trein te pakken. Een autorijbewijs is er
nooit gekomen, net zo min als een brommer of scooter.
Maar ik fietste in het verleden ook wedstrijden op de
wielrenfiets, ik fietste van Wijhe naar Zwolle voor school (en weer terug), ik
fietste de nacht in toen ik als veertienjarige nergens terecht kon, ik fietste
ook weg van alles toen het psychisch zeer slecht met me ging. Ik fietste de
Alpe d’Huez op. Ik fietste als het moest, maar ook als het kon. Zonder kind, met kind, met twee kinderen, op een bakfiets, door de wind, regen en onweer en in de stralende zon En vaak nét wat
harder dan andere mensen. Behalve tijdens wedstrijden: ik eindigde meestal in
de achterhoede.
Mijn laatste rijwiel kocht ik een jaar of 13 geleden alweer.
Het fietsen ging steeds wat moeizamer merkte ik de laatste tijd. Of het aan de
fiets, mijn extra kilo’s of aan mijn conditie lag, of aan de combinatie van die
drie, ik weet het niet, maar fietsen werd ‘een moetje’. Ik merkte dat ik steeds
meer lopend ging doen, fietsen, dat waar ik altijd zo veel plezier aan had
beleefd werd zwaar en mijn passie voor het fietsen verdween snel.
Maar toen leende ik de elektrische fiets van mijn
schoonmoeder een keer: ik vloog over de weg én het kostte me niet eens de
moeite die ik normaal wel moest doen. Ik genoot ervan. Fietsen op deze manier
was veel leuker!. Ik schaamde me voor alle gedachtes die ik tot dan toe over
bestuurders van deze rijwielen had gedacht: ze waren lui en geregeld vond ik zelfs
iemand te dik voor een elektrische fiets: kijk eens naar míj dacht ik dan: ik
fiets gewoon! Ja, het kost moeite, maar dit is tenminste gezond!’ Toch wist ik het
zeker: er moest een elektrische fiets komen. Eentje voor mij.
Ik zou ervoor gaan sparen en dat deed ik dan ook. Maar dan
moest er een uitgebreid 21-diner georganiseerd worden, dan stond er weer een
extra vakantie op de planning en het dagelijkse leven werd ook maar duurder.
Jaloers was ik dan ook een beetje toen mijn dochter haar auto verkocht en ‘zomaar’
een elektrische fiets aanschafte. Een nieuwe nog wel! Aan de andere kant: ik
kon hem nu ook gaan lenen natuurlijk. En meteen vanaf het moment dat ik hem gebruikte
was ik wederom verkocht: ik moest er één voor mezelf, dan zou ik meer erop uit
gaan, fietsen naar andere steden, naar verder gelegen supermarkten. Ik zette
hem standaard in de hoogste versnelling om óók eens dat auto-/scooter-/ niet-hoeven-werken-gevoel
te hebben. ‘Zonde’ vond mijn man, dat van die hoogste stand, dan liep de
batterij te snel leeg en dat kostte meer stroom. Ik voelde me meteen wat schuldig
en als ik hem leende, deed ik hem in een lagere stand.
En toen, ineens, besloot de dochter toch weer een auto te
kopen en had ze geld nodig: of ik haar fiets over wilde nemen?
Binnen no-time stond de fiets voor mijn huis en zoals
verwacht reed ik meteen overal naartoe: Naar Gorssel voor museum MORE, naar Zutphen
voor een stadsbezoek, naar Brummen voor de school van mijn dochter. Maar er
diende zich een ongemak aan waar ik nog niet bij stil had gestaan: ik wilde
tegen iedereen op een gewone fiets die ik inhaalde het liefst uitleggen dat ik
dan wel op een elektrische fiets zat, maar dat ik al 42 jaar zonder
ondersteuning had gefietst. En dat het gewoon nu een steuntje in de rug was.
Dat ik geen rijbewijs had, niet eens voor een scooter. Dat ik ook best een
moeilijke tijd had gehad en dat ik voor mijn gevoel nu eindelijk weer eens de
wind mee had. Dat ik inderdaad te zwaar ben, maar nu wel verder fiets dan
normaal, dus toch gezond bezig ben.
Maar ik doe het niet. Het zou ook best raar zijn, zo’n verhaal aan elke wildvreemde op een gewone fiets op te hangen. En mijn man kan mijn rug op met zijn kritiek over mijn volledige ondersteuning, mijn standje vier. Zelf rijdt hij het liefst overal 130, ook op plekken waar het niet eens mag. Dus inmiddels rijd ik overal naartoe. Met plezier. Met de maximale ondersteuning en zonder ook maar iemand sorry te zeggen. En met mijn dikke kont.
Beter zo fietsen dan niet fietsen. Beter zo de wijde wereld in (leuk, naar Gorssel! Zutphen!) dan de stad niet meer echt uitkomen. Heel veel fietsplezier gewenst!
BeantwoordenVerwijderenDank je, D!
BeantwoordenVerwijderenMooi verhaal! En herkenbaar. Mijn kinderen vinden me maar een bejaarde omdat ik zo’n fiets wilde aanschaffen. Maar jij trekt me over de streep, met een elektrische fiets dan fiets ik in elk geval weer.
BeantwoordenVerwijderen