maandag 30 mei 2022

2015: eerste opname

(Onderstaand een stukje uit mijn nieuw te verschijnen boek: Het ging thuis niet meer en de crisisdienst had een opname voorgesteld. Nadat ik woest weggelopen was uit dat gesprek daalden de woorden, de voordelen en de noodzaak later die week wat in en besloten mijn man en ik dat 'we' het gingen doen: ik zou me laten opnemen voor mijn depressie.)


Thuis werd het steeds duidelijker voor Bart en mij dat er een opname aan zat te komen en we hakten de knoop door. Ik zag het inmiddels als een plek om tot rust te komen. Ik had een depressie en ik werd thuis niet beter. Hopelijk daar wel. Ik zou terechtkomen op de open afdeling voor volwassenen. Ik stelde echter één voorwaarde: Bart zou, net als ik, tegen onze kinderen én onze naasten zeggen dat ik tijdelijk in een hotel zat. Niemand, maar dan ook niemand mocht weten dat ik, dé vrolijke moeder, zus, dochter, vriendin en buurvrouw daar in dat vreselijk gebouw zou zitten en daar zou overnachten zelfs. De schaamte was intens. Bart ging akkoord en leek het ook wel een goed idee te vinden zelfs. Hij verzekerde me dat het goed zou komen thuis. Hij zou mijn moeder en zijn moeder vragen af en toe bij te springen terwijl ik in ‘het hotel’ zou zitten, we lachten er wat besmuikt over, die dagen, over ‘het hotel’. Dit was ons geheim. 

Het leek op deze manier een makkelijke keuze, maar zo moeilijk was het om er daadwerkelijk te arriveren. Bij aankomst kreeg ik een een ‘EVV’er’ toegewezen, een eerste verantwoordelijk verpleegkundige en een sleutel, tegen betaling van een borg van 10 Euro. En bij die sleutel hoorde een kamer. Een kamer voorzien van een douche, een wc, een bureautje en een stoel en een bed met een gele deken erop. Bart vertrok en ik begon vrijwel direct op het bed te huilen. Iets wat ik nauwelijks deed, huilen, maar nu wel. Hoe kon het zó uit de hand zijn gelopen dat ik, nu net een jaar na de dood van mijn broer óók opgenomen zat binnen de psychiatrie? Ik zat nu tussen de gekken. En die gekken zouden denken dat ik óók gek was. En hoe werkte het hier? Ik durfde sowieso niet van mijn kamer af te komen. Wie zou ik tegenkomen? Wat zou ik moeten zeggen?

Toen ik uiteindelijk mijn kamer uitkwam om wat te vragen aan de verpleegkundige die me had opgevangen, zag ik bij mijn deur een naamplaatje: Marijke Groot.

Dit was niet de bedoeling. Stel dat er iemand werkte of rondliep en mij zou kennen! Ik had nu écht een doel om mijn kamer helemaal te verlaten: Dat kaartje moest weg. Of alleen mijn voornaam, of alleen mijn achternaam, maar liever niks. Ik was totaal in paniek.

Waren ze helemaal gek geworden. 


1 opmerking:

  1. Leuk einde! Wie is er nu gek? Niemand natuurlijk, want heb jij ooit een normaal mens ontmoet.... en beviel dat? Maar opgenomen worden wat vroeger nog in die grote instituten plaatsvond, is natuurlijk wel een soort breuk met de wat als normaliteit beschouwd wordt. Nu is het zelfs erg en voque om depri te zijn, of iets te hebben waarvoor je naar de psycholoog moet of psychiater. Hoewel er tegenwoordig wat te snel naar de pillen wordt gegrepen, en weinig tijd en aandacht om echt naar de cliént te luisteren... Ik ben ook zo'n anderhalf jaar in therapie gegaan maar dat was dertig jaar geleden, en waren er geen wachtlijsten en kreeg je een heel compleet programma, waar ik inderdaad van opgeknapt ben... Groetjes en ga zo door!

    BeantwoordenVerwijderen