donderdag 16 december 2021

Sinterklaas

Vanaf het moment dat ik weg was bij het crisipleeggezin, kon ik dus tijdelijk komen logeren bij een vriendinnetje. Totdat het allemaal wat rustiger zou worden. Dat dachten we toen nog, dat het op korte termijn wat rustiger zou worden. Inmiddels waren we een half jaartje bezig sinds dat er uitgesproken was dat er gescheiden zou gaan worden.

We naderden de maand december. December had altijd iets magisch voor me. Mijn ouders waren nooit van het ‘zomaar’ verwennen, of van exorbitante cadeaus met verjaardagen, maar met Sinterklaas werd alles gecompenseerd. Zakken vol cadeaus voorzien van gedichten, raadsels en mooi inpakpapier. 

Dit jaar zou het anders zijn: mijn moeder woonde alleen in een dorp op een kilometer of zestien bij me vandaan, mijn vader met mijn broer en zus op een kilometer of twee bij me vandaan en ik logeerde tijdelijk bij mijn vriendinnetje. Mijn moeder zou voor dat hele gezin en mij iets verzorgen voor Sinterklaas. Verder waren er volgens mij geen plannen. Het maakte me onrustig en verdrietig. Sinterklaas was óns feest. Het feest van het gezin. Het zou een mager aftreksel worden, maar ik vond dat er tenminste iets aan moest worden gedaan. Ik belde mijn vader op of ik die week langs mocht komen voor Sinterklaas; ik zou wat meenemen voor iedereen. Dat was goed.

In het winkelcentrum kocht ik wat cadeautjes. Ik had in die tijd kleed- en zakgeld en kon echt wel wat voor alle drie kopen. Ik zou liegen als ik nu zou vertellen wat ze kocht, want eerlijk: ik heb geen enkel idee meer. Maar stel je er iets bij voor als kaarsen voor mijn vader, voor ieder een chocoladeletter, een klein doosje lego voor mijn broertje en voor mijn zus wat grappige pennen en een gum. Hoewel bij een gum wat potloden logischer waren geweest. Maar je hebt een beeld.

Ik was trots. Het waren leuke cadeautjes en ze waren mooi ingepakt. In het donker vertrok ik, na het avondeten, op de fiets richting mijn oude huis. Ik had er zin in, was verheugd. Ík, veertien jaar oud, zou ervoor zorgen dat ons Sinterklaasfeest niet geheel verloren zou gaan. 

Daar aangekomen was de stemming apart. Er was vooral stilte, terwijl alles in mij enthousiasme uitstraalde. We gingen zitten. Ik kreeg niks te drinken en zag al snel- tot mijn enorme teleurstelling- dat er niks voor mij was gehaald. Daar had ik toch wel op gehoopt. Dat er wat pakjes voor mij zouden liggen.

In stilte werden de cadeautjes uitgepakt en er werd nauwelijks wat gezegd. Ik snapte er niets van. Werkelijk niets. Ze kregen cadeautjes! Het was feest! Toen het uitgepakt was, vertrokken mijn zus en broertje naar boven. Ik wist niet wat ik er nog deed, de sfeer was zo ongelooflijk naar. Toen sprak mijn vader de woorden: ‘Jij kan wel doen alsof er niks aan de hand is, maar wij hebben een heel nare brief van de advocaat van je moeder gekregen, dus we zijn niet in de feeststemming.’ En natuurlijk werd eraan toegevoegd dat ‘die hoer nu lekker lag te neuken met haar nieuwe vriend terwijl ik was weggestopt bij een ander gezin.’

Kortom, en in de herhaling: het was niet leuk voor mijn broer en zus dat ik deed alsof er niks aan de hand was, terwijl zíj zulk naar nieuws hadden gekregen via de advocaat. Welk nieuws het betrof bleef mij volstrekt onduidelijk, maar ik kon maar beter gaan.

Om geen gezichtsverlies te lijden bij het ‘pleeggezin’ en om daar te kunnen zeggen dat het heel gezellig was, fietste ik nog een uurtje door de verschillende wijken. Door de kou. Alweer door de kou.

En ik dacht aan het moment van de afgelopen zomer: mijn vader overhandigde mijn zus en broertje ieder 25 gulden voor de zomerkermis. Tegen mij zei hij dat ik dat maar aan ‘haar’ moest vragen. Want ik had nou eenmaal voor haar gekozen.

Dit was toch allemaal eigenlijk heel gemeen? Of zat ik er zo naast en was ik als veertienjarige zo naief om te denken dat het leuk was om Sinterklaas voor mijn vader, broertje en zus te kunnen organiseren? Hoe had ik dat eigenlijk in mijn hoofd gehaald? Ja, misschien was het gewoon heel dom van mij. 

IJskoud kwam ik bij mijn tijdelijke adres aan en ik vertelde dat het een gezellige avond was en dat ik naar bed ging.

Ze waren blij voor me.


maandag 13 december 2021

Racefiets

Ik werd meegnomen naar de schuur. Daar stond namelijk mijn racefiets. Ik zou hem meenemen naar mijn moeder, want ineens woonde ik niet meer in het huis waar ik nu stond, maar ik woonde in een dorp verderop, bij mijn moeder. Ik was krap veertien jaar oud.

Hoewel, ‘ineens’… er was het nodige aan vooraf gegaan. Zo was ik een week of zes daarvoor achter mijn moeder aangefietst toen zij werd uitgescholden en uit huis was verjaagd. De nacht ervoor was ze niet thuis geweest. We wisten niet waarom, maar mijn vader wel. En dat legde hij ons die avond en nacht precies uit: onze moeder ging al jaren vreemd en nu, nu ze niet thuis was, waarschijnlijk ook. We waren verbijsterd. Wij hadden tot dan toe altijd de schuld van de scheiding aan mijn vader gegeven. Hij was vaak naar en gemeen tegen onze moeder. Dat wilde hij nu dus voor eens en altijd eerlijk aan ons uitleggen: hij deed altijd zo, omdat hij al jaren bedrogen was door onze moeder, maar dat wilde hij ons niet zeggen, want dat was ook zo erg voor ons geweest. 

Voor ons viel alles op zijn plek. Waarom zou je anders zó intens en raar doen tegen onze lieve moeder? Dan moest je het inderdaad wel heel bont gemaakt hebben. En dat had ze. Want ze was niet alleen nu, op dit moment dus, bij een andere man, maar ze was ook bij andere mannen als wij op school zaten. En onze vader moest dit al die jaren maar slikken. Onze boosheid, die altijd op onze vader was gericht, richtte zich nu op haar.

De dag erna, toen ze dus weer thuiskwam, waren we dan ook woest. We scholden en schreeuwden tegen haar terwijl mijn vader met een minzaam lachje zei: ‘Geen idee waar dit vandaan komt’ en ons compleet liet losgaan op haar. Mijn moeder brak. Ze huilde en vluchtte naar boven om wat spullen te pakken om vervolgens wéér weg te gaan. Ik zag haar verdriet en geloofde van de één op de andere seconde niks meer van wat mijn vader had verteld. Of misschien geloofde ik het wel, maar besefte ik dat dat allemaal toch eigenlijk niets over de liefde voor haar richting ons hoefde te betekenen.

Ik fietste achter haar aan en vertelde haar wat ons die avond en nacht uren achtereen verteld was. Ik zag verbijstering en verdriet en toen wist ik zeker dat alles verzonnen moest zijn. 

We logeerden vervolgens bij vrienden van mijn moeder. Ongeveer haar enige nog op dat moment, want mijn vader had in die dagen de hele vrienden- en familielijst afgebeld om te zeggen dat zijn vrouw hem na jaren van ontrouw, verlaten had voor een ander. Wat hij inmiddels wist, was dat ze inderdaad wat gevoelens voor een collega had, maar dat er nog niks gebeurd was. Door zijn acties werd deze relatie bespoedigd en kon hij dus ‘met recht’ ie-de-reen vertellen over haar ontrouw. Mijn moeder werd beschimpt en was nergens meer welkom. Gelukkig had mijn vader nog oog voor de kinderen, want die had ze zomaar verlaten voor haar nieuwe man!

Na een paar weken zwerven en een bezoek aan de rechtbank waar ik vertelde dat ik bij mijn moeder wilde wonen, omdat mijn broer en zus al voor mijn vader hadden gekozen en ik dat dus zielig vond voor mijn moeder, kregen we een huis in het dorp waar ik dus straks op de racefiets naartoe zou rijden.

We stonden bij de schuur en mijn vader pakte mijn racefiets. Hij zei niks. Ik zal vast wat gezegd hebben om de sfeer maar een beetje ontspannen te krijgen, maar hij zei niks terug. Binnen, waar mijn broer en zus nog bij waren geweest, was hij nog vriendelijk tegen me geweest. Of in ieder geval: niet zo grof als hij de laatste tijd wel eens kon zijn. In de schuur was er niks meer van die vriendelijkheid te merken. Toen hij mijn racefiets voor me neerzette zei hij dat ik nu mocht oprotten met mijn racefiets. Dat ik naar die kuthoer moest en dat ik haar hoerenkind was. 

Compleet verstomd en vervolgens op de fiets hard huilend fietste ik naar mijn nieuwe woonplek. Naar mijn moeder, die hoer.

Later zou blijken dat hij binnen tegen mijn zus en broertje gezegd zou hebben dat hij nog had voorgesteld dat ik ze even netjes gedag zou zeggen, maar dat ik daar geen zin in had gehad en ze mij niks konden schelen blijkbaar.


vrijdag 24 september 2021

Borstvoeding? Natuurlijk (niet)!

20 was ik, toen ik ontdekte dat ik zwanger was. We waren anderhalf jaar bij elkaar, hevig verliefd en ons leven bestond uit wat school (ik inmiddels begonnen aan journalistiek, hij net klaar met een sociale opleiding en werkzoekende), veel uitgaan, wat bijbaantjes. We waren in shock. Hoe had dit kunnen gebeuren? Achteraf denk ik dat het iets te maken had met het hebben van seks en het wat roekeloos gebruik van anticonceptie. Of zoiets.


Zwanger, niet samenwonend, geen geld, maar we wilden ervoor gaan. Ik stopte mijn sigarettengeld, toch zo’n 6 gulden per dag, in een pot. Ik stopte dus met roken, maar ook met tequilla’s en wijn, filet Americain, met mijn nachtbaantje en met mijn studie.


We trouwden, vonden een woning samen en bezochten de verloskundige. Aldaar ‘koos’ ik voor een thuisbevalling en ik werd aangemoedigd borstvoeding te gaan geven. Er werd me zelfs een borstvoedingscursus aangeraden! Als ik me dan toch volledig op het moederschap zou storten, dan -hoppa- met cursus en al.


Een aantal weken bezocht ik op een maandagavond de cursus in een kleine ruimte met wat andere moeders. De cursusleidster gaf de cursus met één borst hangend uit haar voedings-bh, want haar kind, dat daar rondliep, moest gewoon een slokje kunnen nemen als het daar zin in had. Oké dat zou ik niet willen, maar ik was wel overtuigd: borstvoeding zou het gaan worden! Iedereen kon het! Het was natuurlijk! Handig! Goedkoop! De voordelen waren eindeloos. En de nadelen (kloven en spruw) waren gewoon oplosbaar. Makkie.


De thuisbevalling verliep volgens het boekje. 12 uur lang met weeën, pijn, uitputting en hechtingen. En een dochter, dat ook nog. Ze zal vast ergens een keer ‘aangelegd’ zijn die avond, maar die nacht sliepen we alledrie, we waren blijkbaar moe. De dag erna begon de strijd. Zitten, liggen of lopen lukten nauwelijks i.v.m. de wat ongelukkig geplaatste hechtingen. De borstvoeding gaf me alles behalve het beloofde ‘gelukzalige roesje’. Wel veel pijn, verhoging (stuwing, ‘hoort erbij hoor’), een gillende baby met creme in haar mond (spruw), nog meer huilen omdat ze blijkbaar te weinig binnen kreeg. Een bezoek van de  lactatiedeskundige bood geen verlichting. Crèmes en pillen ook niet. Wat wél verlichting gaf, was de box Nutrilon die mijn man op zaterdagmiddag 16.45 uur (in 2001 waren de winkels dicht op zondag) haalde. Dochter dronk een fles leeg en sliep uren achter elkaar. Dit was na een maand of twee vol met ellende en pijn. Vanaf dat moment gaf ik borstvoeding en als het enigszins niet lukte, gaven we er een fles bij, wat gaf dat een rust Na een maand of negen stopte ik helemaal met de borstvoeding denk ik.


Zwanger van kind 2: of ik borstvoeding wilde gaan geven: ja, ik wilde het wel weer proberen, maar, met als kanttekening dat wanneer het niet zou lukken, ik meteen zou overstappen op de fles. Maar dit keer ging het geweldig! Het voelde goed, ik liep niet te klooien met flesjes (maar wel met kolven op mijn stageplek…), was trots op mijn lijf (hoewel ik natuurlijk als enige niet afviel van de borstvoeding) en had het idee dat ik mijn kind de beste start mogelijk gaf. Ons lichaam maakt niet voor niets melk, toch? Ik zat helemaal ‘into’ de borstvoeding.


Tot ze als tweejarige naar me toe liep en vroeg om de borst. Toen was het klaar. 


Ik dacht aan het bovenstaande na het lezen van een stuk over het wel/ niet geven van Hester Zitvast. Zij is zwanger en gaat geen borstvoeding geven. Ze neemt het op voor de vrouwen die bewust voor de fles kiezen. Omdat ze bijvoorbeeld geen zin hebben in zeer pijnlijke tepels, omdat anderen dan ook makkelijk een flesje kunnen geven, omdat ze weer wijn willen drinken. Net als het geven van borstvoeding heeft het geven van kunstvoeding namelijk ook veel voordelen. En weet je wast het mooie is? Je mag het als vrouw zelf weten! We hoeven dan ook niks naars tegen elkaar te zeggen. Ik vond het niet leuk als iemand me vroeg of ik ‘me geen koe voelde met al die melk’. Ik heb zelf nooit iemand op zijn of haar keuze aangesproken. Iets met leven en laten leven. Als borstvoedingsfan, want eerlijk: dat ben ik, denk ik dat Hester en veel andere vrouwen hun keuze net zo zorgvuldig hebben gemaakt als borstvoedinggevers. Je hoeft geen van beide meer op andere gedachten te brengen. Ze hebben de keuze al gemaakt, zelf. 


Dus doet wat jij wil. Geef de fles. Geef de borst. Of geef allebei. Het maakt niet uit. Jouw keuze.


Maar als ik dan nu tóch gelezen word, wil ik als pro-borstvoedinggeefster tóch even één advies geven aan alle borstvoeders, borstkasvoeders, flessengevers: geniet van je baby(’s), geniet van het geven van al die voedingen in jouw armen.


Want voor je het weet studeert de ene in Leiden en drinkt het enkel nog wijn en cola en woont de andere vooral op haar eigen kamer tussen de flessen sinas en de pakken ijsthee.


Of je nu borst- of flesvoeding gaf.



vrijdag 17 september 2021

'Hierna kan ze dus naar het HBO'

Soms gebeurt het, nee, niet soms, best vaak gebeurt het, of is het gebeurd: ik vertel wat mijn dochter deed of doet (eerst VMBO-kader en momenteel een MBO3-opleiding) en dan krijg of kreeg ik als reactie: dus ze kan hierna nog mavo/havo/ HBO doen, dan is het ook goed, toch?


Nooit, maar dan ook nooit heb ik gezegd: ‘Ja, dat kan zeker.’ Want ik denk dat mijn dochter dat helemaal niet gaat doen namelijk. Ze heeft sinds haar vierde een hekel aan school. Ze haatte huiswerk en het was een aaneenschakeling van frustratie, onderzoeken (natuurlijk ADHD en dyslexie), schoolwisseling, geheugentrainingen, extra lessen op gebied van taal en rekenen, buffelen met opa voor wiskunde en zwoegen op Engels met oma. Gelukkig had ze naast dít een ontzettend rijk, vrolijk en groot sociaal leven. Ze ging daarvoor ook naar school. Moet er niet aan denken dat dat ook nog eens niet zou lopen. 


Maar daar waar niemand wat raars zei over de schoolloopbaan van mijn oudste dochter (havo/ VWO), kreeg ik hier dus opmerkingen over het niveau. Terwijl wij al dolgelukkig waren dat ze fijne vrienden en een leuke school had, en ook zagen dat ze haar VMBO-diploma gewoon zou gaan halen, dachten anderen er anders over. 


‘Ach, ja, we hebben ook mensen nodig die met de handen werken he? Met de voeten in de klei staan. Mensen die ons brood bakken.’ Mijn reactie werd steeds scherper en uiteindelijk zei ik: ‘Ze kan ook niks met haar handen hoor, ze is helemaal niet handig.’ De stilte die dan volgde vond ik heerlijk. Want wat zeg je tegen een moeder die net vertelt dat haar kind VMBO doet én zegt dat haar kind niet goed met haar handen is? Weinig, weet ik inmiddels. Want dan is het wel écht slecht met je gesteld als moeder van zo’n kind!


Het idee dat je ‘met je handen werkt’ als je geen havo of VWO hebt gedaan vind ik zo gek. De administratie? Handhaving? Werken in het toerisme? Het zijn volgens mij beroepen die je prima op MBO-niveau kan uitvoeren en waarvoor je geen geweldige timmerman of kok hoeft te zijn.


Ik word vaak gerustgesteld met de reden dat er veel vraag is naar mensen die hun handen wel willen gebruiken. Als ze zien dat dat me weinig interesseert, komt de opmerking dat hun achterneef óók VMBO heeft gedaan, maar nu een miljoenenbedrijf heeft, dus dat alles nog goed kan komen. Natuurlijk zijn rolmodellen voor kinderen die zich minderwaardig voelen goed, maar ze hoeven toch niet te denken dat iedereen maar miljonair kan worden? En ik weet wel een beetje hoe de wereld werkt, bij mij hoef je daar niet mee aan te komen. Aardig bedoeld of niet. Het zijn overigens altijd HBO’ers of WO’ers, he? Die met het voorbeeld komen van hun enige familielid met VMBO, maar dat is dan natuurlijk wel een succesverhaal. Nooit, maar dan ook nooit zegt zo iemand dat ze een tante met MBO heeft en dat die nu in een verzorgingshuis werkt.


Laatst werd ik aangesproken door een kennis. Ze was aangehouden door ‘een domme handhaver met zo’n domme MBO-opleiding.’ Dit was in de tijd van de avondklok. Ze kreeg een flinke bekeuring voor het overtreden van de avondklok en dan ook nog één voor het niet bij zich dragen van haar legitimatiebewijs. Nadat ze voor de zoveelste keer ‘dom’ en ‘MBO’ in een zin had gebruikt, zei ik vriendelijk, zo laf ben ik ook wel weer, dat het voor haar misschien wel handig was om te weten dat mijn dochter momenteel de opleiding tot handhaver volgde. Op het MBO. Ze ging gewoon door. De domme handhaver had haar geboortemaand (10) genoteerd en gezegd dat ze dus van november was. En het begon weer: zo’n domme MBO’er kende de maanden niet eens!


Ik liet haar uitrazen en ging naar huis. Naar mijn dochter, die de opleiding tot handhaver volgt. En soms de maanden ook verwisselt. Maar ze kan wél klokkijken en ze draagt ook gewoon haar identiteitskaart altijd bij zich. Want als je dat niet kan en doet ten tijde van de avondklok, dán ben je pas dom. 






woensdag 19 mei 2021

Ligyrofobie

Ik heb ligyrofobie. Ik weet het al erg lang dat ik het heb, een jaar of 30 sowieso. Ik had er alleen geen naam voor. Nu wel. En ik vind het ook tijd dat ik er wat aan moet gaan doen.


Toen ik een jaar of zes geleden de GGZ binnenkwam met duidelijk depressieve klachten, werd ik ellenlang bevraagd. Ook werd er gevraagd naar angsten. Die had ik destijds óók genoeg. Ik durfde geen trein of bus meer in, geen theaterzaal, geen aula, geen kerk of wat voor ruimte dan ook waarvan de deur dicht zou gaan op een gegeven moment.


Het werd snel duidelijk dat daar geen aandacht naartoe zou gaan, er waren belangrijkere zaken. Ik was het daarmee eens.


Inmiddels, jaren later, durf ik het meeste wel weer, maar ik zit dus nog wel met de ligyrofobie: angst voor plotselinge geluiden. Een hond die kan gaan blaffen, een ballon die kan gaan knappen, jongeren in een groepje die misschien wel vuurwerk bij zich hebben, een vrachtwagen die kan gaan toeteren: ik sta strak van de spanning. Naar verjaardagen met ballonnen op de grond? Alleen met oordopjes, of zo snel mogelijk weg met een smoes. Eens heb ik gevraagd of de ballonnen misschien naar de bijkeuken konden, want ik had, haha, een tic, hahahahaha. Ik schaamde me dood. Een hond bij een vriendin thuis die af en toe zomaar blaft: ik heb een vinger in mijn oor, een snelle ademhaling en verkrampte spieren en wil maar één ding: vluchten.


Toen ik als docente meeging met MAVO 4 naar Engeland, toeterde de buschauffeur regelmatig om de leerlingen te verzamelen. Ik vroeg hem of hij een beetje rekening met me wilde houden, dus liever niet toeteren als ik er vlakbij stond. Diezelfde dag toeterde hij toen ik precies voor de bus liep. Hij wilde dat enorme schrikken wel eens met eigen ogen zien. Lul.


Maar het is ook lastig in het theater. Er wordt toch vaak gebruik gemaakt van geluidseffecten en ik zit dan ook standaard met oxazepam op en oordopjes in, in de zaal. Lekker ontspannen zo'n avondje.


Nu we een puppy krijgen die misschien óók wel gaat blaffen en tijdens het wandelen misschien andere -blaffende- honden gaat ontmoeten, moet ik iets. Ik opperde hier thuis om de stembandjes meteen door te knippen van het hondje, maar dat vonden ze allemaal zielig en het lost ook mijn probleem niet op bij andere honden. Dus ik moet er toch maar zelf mee bezig. Alleen- zo lees ik nu- worden enkelvoudige fobieën niet meer vergoed door de zorgverzekeraar. Vind ik stom. Misschien omdat ik ADHD heb, is er sprake van meervoudige problematiek? Ach, dat is ook niet het belangrijkste of vervelendste trouwens.


Vervelend zijn alle mensen die mij steeds zeggen dat het wel weer over gaat, deze angst, dat ik eroverheen groei, of de mensen die me uitlachen.


Of die met hun bustoeter toeteren als ik precies voor de bus sta. Die zijn het allerergst.


woensdag 28 april 2021

Verantwoording

Ik ben niemand verantwoording schuldig. Tenminste, als ik de meeste mensen mag geloven. ‘Trouw aan jezelf zijn’, dat soort dingen komen er dan uit als ze met me praten.


Maar in mijn geval is dat dus best lastig, ik wil o-ve-ral verantwoording voor afleggen. Over dat ik wat laat ben bij school (want mijn dochter komt altijd als laatste uit de klas, haha) Over dat ik Coca Cola heb gekocht terwijl het niet in de Bonus was, maar ik er toch zin in had (mijn man kijkt me aan en denkt: waar heb je het over? Al koop je drie kratten Heineken voor de volle prijs, wat boeit het? Heineken is misschien wel een verkeerd voorbeeld. Laat ik er Hertog Jan van maken.)


Ook leg ik aan iedereen verantwoording af wat ik wel en niet tweet (niks te persoonlijk, maar soms ook wel en ja, de kinderen zijn het ermee eens als ik over ze schrijf hoor en ik zet ook nooit iemand echt voor schut ofzo en ik vloek en scheld eigenlijk ook niet op Twitter, omdat ik niemand wil kwetsen. Toegegeven: in het echte leven vloek ik te veel, dus Twitter doet ook echt haar goede dingen voor me.


En als ik dan mijn twijfel over mijn twittergebruik op Twitter gooi is de strekking van de reacties: tweet waarover jij wil tweeten en doe waar jij je fijn bij voelt. En dat lijken me meer dan juiste adviezen.


Maar….ik wil soms wel eens wat persoonlijker worden, zoals nu. Niet om allemaal berenknuffelgifjes te krijgen, maar om te kijken of mensen echt mee kunnen denken over de situatie waarin ik zit. En dat ik kan kijken of daar adviezen bij zitten waarmee ik echt wat kan. Of ik wil vragen of sommige mensen misschien de medicatie slikken die ik slik en of ik daar misschien iets over kan vragen. Ik wil soms wel eens flink uithalen naar iemand op Twitter van wie iedereen denkt dat het een leuk mens is, maar ik denk te weten dat dat allesbehalve zo is. Maar goed, met dat laatste schiet echt niemand wat op. 


MAAR: ik wil helemaal niet dat dat familielid met wie ik geen contact heb, weet wat ik slik. Of hoe het gaat. En wat als mijn therapeut en huisarts meelezen en lezen dat ik momenteel mijn eigen zorgvuldig gespaarde voorraad oxazepam opeet, maar ook op eigen houtje gestopt ben met een ander middel? Of wat als de moeder van een klasgenootje dit leest en zich nu afvraagt hoeveel oxazepam ik nu op heb nu haar zoontje hier speelt? 


Tuurlijk kan ik persoonlijke dingen ook met vrienden of familie bespreken en dat doe ik ook echt wel. Maar wat lijkt het me soms fijn hier wat kwesties te werpen, jullie reacties te lezen en daarmee iets te doen. Of niet. En dat ik daar vervolgens geen verantwoordelijkheid voor afleg natuurlijk. 


zondag 25 april 2021

Een halve crisis

Afgelopen week sprong ik op. Ik was gevraagd een artikel aan te leveren voor een mooi magazine en ik was het totaal vergeten. De deadline wist ik nog: die was de dag erna. De mails erover kon ik niet meer vinden, dus in blinde paniek mailde ik de betreffende persoon. Ik kreeg én wat meer woorden en wat meer tijd, ze liepen toch al wat achter. Ik was al even bezig geweest met mijn stuk over ‘herstel’ en ging er verder mee aan de slag. 


De reden dat ik het vergeten was, nog niet klaar was en niks meer kon vinden, omdat ik blijkbaar alles verwijderd had, lag in de weken ervoor. Die verliepen rommelig. Op een ongezellige manier. 


Waar april 2019- maart 2021 een periode was van rust, stabiliteit, maar wel met een depressie en een ECT-behandeling, maar verder geen gekke pieken of nog diepere dalen, was het vanaf half maart tot en met nu allesbehalve rustig in mijn hoofd.


Geen idee of het toevallig gebeurde omdat ik was gestopt met (één van) mijn antidepressiva. Degene die ik al drie jaar slikte. Geen idee of het erger werd dat ik na een paar weken geen pillen weer begon met datzelfde antidepressivum en die alle bijwerkingen die je de eerste weken kan krijgen, vooral de psychische, blijkbaar kreeg. Geen idee of de therapie die ik volg misschien net wat te zwaar was. Wat ik wel wist, was dat ik op omvallen stond.


Het gevoel dat ik noooooit meer zou krijgen en het idee dat ik nooooooooit meer in een crisis zou belanden, werden gevoelens en ideeën die ineens tóch nog zouden kunnen gaan gebeuren. In crisis zat ik bij mijn psychiater en in crisis lag ik in bed. Ik wilde wel dood, maar hóe, dat was dan weer de vraag waar ik in bed over na lag te denken, Opgenomen worden: voor geen goud. Een crisisteam aan mijn bed: voor geen goud. Wilde immers niet nóg een aantekening in mijn dossier op de scholen van de kinderen (zie vorige stukje). Een gesprek met véél wijn met mijn mannelijke BFF. Een wandeling met een oude jeugdvriendin met zon en een lekker broodje en tussendoor thuis wat voorgeschreven noodmedicatie aangevuld met eigen voorraad noodmedicatie trokken me weer eruit. Een beetje. Af en toe weer een kind ophalen. Af en toe weer even een boodschap doen. Soms weer koken.


En nu ben ik op het punt dat ik spreek van een halve crisis. Als een munt die twee kanten op kan vallen. Naar úit de halve crisis en naar het leven. En de andere kant op: de kant met Te veel, Te zwaar, niet te redden, eigen schuld, zelf naar gemaakt, zie je wel, eens omgevallen, altijd omgevallen. Voorgeschreven medicatie die ik niet meer wil nemen: want: wat doen ze eigenlijk? Mijn therapeut zie ik ook de komende weken niet door Koningsdag en vakanties: wat voor nut heeft dat nog, laat maar. En ze vindt me vast een te zwaar geval. De huisarts: wat moet die ermee? Maar gezien de therapeut nu helemaal onbereikbaar lijkt.... maar wat kán een huisarts als ik zeg me niet goed te voelen?


Corona gebruik ik zelden in tweets of stukjes en ik zou niet weten of het verschil met of zonder er zou zijn: maar ondanks dat er vast mensen zijn bij wie ik terecht zou kunnen, zou ik niet weten bij wie (dit is geen oproep aan mensen trouwens!). Mensen hebben wel genoeg crises in hun leven en ik heb er ook al eens wat gedoe veroorzaakt. Als ik om hulp vraag is er meteen wel écht iets aan de hand. 


Ik blijf nog even in de halve crisis. 


Moeder als psychiatrisch patient

 Er was ‘iets’ met een kind en vervolgens was er nog ‘iets’ met een ander kind. We hadden er besprekingen over, dus ik las me even snel in over de ontwikkeling en over eerder gevoerde gesprekken. Daar stond het: ‘Door de psychiatrische problematiek van moeder, waarvoor moeder ook regelmatig opgenomen is geweest…’ en in het andere verslag stond ongeveer hetzelfde, maar werd het voor de lezer die niet zo nauwkeurig zou lezen nog een keer herhaald dat moeder, ik dus, psychisch ziek was. 


Het sneed door mijn ziel en het maakte me kwaad en misschien nog wel meer verdrietig. Als ze naar de huisarts gaan, krijgen ze waarschijnlijk ook altijd de extra vraag: Hoe gaat het thuis? Hoe gaat het met mama? En ouders van vriendjes en vriendinnetjes zullen door de jaren heen hetzelfde hebben gedaan. 


Een paar jaar geleden. Het ging goed bij ons thuis. We waren een gezond gezin. Bij rapportages stond er niks over ‘vader’ of ‘moeder’. 


Dit was nieuw voor me. En omdat ik ‘al’ twee jaar stabiel ben, vond ik het overbodige informatie. Tranen stonden in mijn ogen. Het ging over mij. Ik ben hun moeder en ik was (ben??) psychisch ziek. Ik heb verzaakt in het geven van een stabiele basis. En als anderen of de kinderen zouden zeggen dat dat best wel meeviel, dan stond er in ieder geval voor altijd in de rapportages nog wel te lezen dat moeder regelmatig absent was.


Tot zover mijn gevoel.


Want: tuurlijk moet het erin staan, dat moeder regelmatig absent is geweest de afgelopen jaren. Natuurlijk moesten ouders, juffen, dokters en anderen weten wat er aan de hand was, zodat ze mijn kinderen wat extra konden vragen en geven. Ik zou het toch ook van mijn leerlingen willen weten? 


Maar dat zinnetje kwam het zó hard binnen, het was een keihard eerlijk oordeel: ik ben er niet geweest voor mijn kinderen. Ze hebben pijn en verdriet gekend door mij. Want:


‘moeder is psychiatrisch patiënt en daarvoor ook opgenomen geweest.’


Au. 


maandag 5 april 2021

Het gaat gewoon goed

Zo. De paasdagen weer overleefd. En Goede Vrijdag ook. Voor Witte Donderdag geldt geen uitzondering. En die woensdag ervoor, met vast óók een bijzondere naam, ben ik óók doorgekomen. Maar morgen. Ga ik die ook redden? En overmorgen dan? En gewoon: april in het geheel? 


Waarom voelt het toch zo, waarom voelt het alsof ik ze overleefd heb? Waar slaat het nou weer op? Want met mij gaat het goed. Of: in ieder geval beter. Ik lig niet in een psychiatrisch ziekenhuis, ik word niet gezocht m.b.v. een burgerenetmelding en ik lig niet bedwelmd in mijn bed. En sowieso: het gaat gewoon goed. Ik ben stabiel, heb een groot gedeelte van de zorg weer overgenomen in huis en ben de afgelopen maanden actiever dan de afgelopen jaren bij elkaar. 

 

Het gaat gewoon goed. Ik groet buren, maak een praatje met ze, app met vriendinnen, kom weer op het schoolplein en trouwens: het geeft wel een kick: iedereen zeggen dat het goed gaat. Dat het beter gaat. Dat ik stabiel ben. Dat ik kook en schoonmaak, maar dat ik –haha- nog wel een beetje moet bijkomen van de afgelopen jaren. Om dan nog even stoer te kunnen zeggen dat ik gestopt ben met mijn antidepressivum. Mijn pillen. 


Het gaat gewoon goed. Want zeg nou zelf: kijk naar de afgelopen jaren. Dramatische jaren. Traumatische jaren. Jaren vol met diagnoses, opnames, pillen en nog meer pillen, gekke twisten, hulpverleners die alle grenzen over gingen, ik, die óók alle grenzen overging, ik, die ging schrijven, hoewel nog hevig verward. Dan gaat het nu toch gewoon goed? 


Nee, je voelde hem al aankomen, het gaat niet zo goed nu. Oké, ik word niet door politie uit mijn huis gehaald momenteel en ik zit ook niet op een gesloten afdeling. Maar mijn oude vijanden zijn er weer: mijn bed, het afzonderen, het niet willen reageren op berichten, het niet kunnen hebben van bepaalde leefgeluiden. En nog meer, maar niet alles hoeft en kan op Twitter. Gelukkig maar.  


Maar dan het volgende probleem: wie neem ik nog in vertrouwen? Familie? Ze zullen doodsbang zijn dat ik terug ga vallen, dat ik in crisis raak. Dat wil ik ze niet aandoen. Vrienden, vriendinnen? De één heeft een crisis op het werk. De ander gaat verhuizen en staat onder hoogspanning, weer een ander heeft een zeer zieke ouder en bij nog een ander speelt ook van alles. Die ga ik niet lastigvallen. En ik ben ook bang dat ze zich zorgen gaan maken.


Een draadje op Twitter: wie leest het allemaal? Wat wil ik er mee bereiken? En: zullen ze me een aandachtvrager vinden? Daar heb ik ook geen zin in. 


Dan blijft mijn therapeut over, maar: die wil ook blijven zien dat ik in herstel ben. Die wil ook met een ander onderdeel aan de slag, zoals afgesproken. En ik wil de therapeut ook niet het gevoel geven dat de therapie geen zin heeft en ben bang dat ik het teken afgeef dat de therapie niet voldoende voor me is. Of dat ze zegt dat ik toch echt zwaardere zorg nodig heb. 

 

Maar verder gaat het gewoon goed gelukkig. 

dinsdag 19 januari 2021

Moe

Ik ben moe.

Ik zeg het niet alleen continu tegen iedereen hier in huis die het wil horen (hoewel… ze willen het niet horen, maar ze hebben geen keuze), ik vóel het ook echt daadwerkelijk al een tijdje.

Mensen die altijd zeggen dat ze moe zijn vind ik altijd wat saai, wat zeurderig. Ik denk nog steeds in termen van: ‘Kom op, even gaan wandelen!’ en: ‘Gewoon even bijtijds naar bed!’ Maar als het over mijzelf gaat, is het toch anders. En misschien moet ik wel wandelen, of meer op tijd naar boven, of wat minder wijn en wat meer fruit, maar ik blijf wat hangen in de moedeloze moeheid merk ik.

Vandaag had ik een gesprek met mijn therapeut en in die drie kwartier kwam ik er toch wel achter dat ik heel veel moet. Niet van anderen overigens, maar van mezelf. Ik moet gezond koken, ik moet een goed boek lezen, ik moet alle opdrachten van het thuisonderwijs goed (laten) maken en ik moet ook ontspannen. En bewegen. En vrolijk zijn. En boodschappen doen en stofzuigen en de keuken het liefst ook nog een beetje ‘aan kant’. 

Of mijn man niks doet? Jawel hoor. Hij werkt fulltime en hij doet de was en doet alles waar ik geen tijd voor heb. Niks is hem te veel. Ongelooflijk.

Ook kwam ik er heel snel achter dat ik vooral een grote bewijsdrang heb. Ik wil bewijzen dat het echt goed met me gaat. Aan mijn man wil ik laten zien dat ik de boel ‘beneden’ fijn onder controle heb met de lessen van groep drie, het opruimen van de keuken en alles wat er beneden bij komt kijken. Hij kan na 5 jaar álles gedaan te hebben i.v.m. mijn slechte mentale staat en opnames écht nu rustig werken, echt! Daarnaast wil ik de juf laten zien dat ik het goed voor elkaar heb. Dochter doet de opdrachten, moeder (die labiele, zal dat in de overdracht hebben gestaan, of erger?) begeleidt het keurig. En naar alle familie en vrienden en kennissen en buren wil ik laten zien: ‘Kijk! Ik ben er weer! Ik zorg voor de kinderen! Ik knutsel sneeuwpoppen!’

Maar het is misschien, heel misschien, soms toch nog net iets te veel. 

Ik ben moe.