woensdag 27 mei 2020

Overdiagnosticering? Ik ben ook best benieuwd...

ADHD, ASS, dyslexie, depressie....Er wordt over bovenstaande onderwerpen/ aandoeningen/ ziektes/ diagnoses/ DSM-kwalificaties/ kwetsbaarheden * (*streep even dat door wat jij niet vindt passen) regelmatig wat geschreven of erover gepodcast. Door o.a. psychiaters, coaches, journalisten, patiënten met ervaring, ervaringswerkers, naasten, andere hulpverleners, kwakzalvers en influencers. Ik vergeet vast een paar honderd groepen, maar soit. 

Het is daarom onnodig dat ik (als naaste, patiënt, journalistachtig-iemand, ik heb immers een jaar journalistiek gestudeerd, twitteraar, Facebooker, samensteller van een boekje en Instagrammer) daar ook wat over zeg.

Dus dat doe ik dan maar ook niet.

Oké, ik wil er wel één ding over kwijt: Wat een gedoe, he, dat met al die diagnoses. Overdiagnosticeren, onderdiagnosticeren, verkeerd diagnosticeren: het kan allemaal. Ik heb er zelf ook wel wat in meegemaakt. Het begon een heel aantal jaar geleden. Of we kind X niet eens moesten laten testen op dyslexie. Ik, docente Nederlands, kende dyslectische leerlingen over wie ik me nogal eens verbaasde dat ze een verklaring hadden. Maar zodra ze een onvoldoende haalden, werd ik door ouders er altijd weer even keurig op gewezen. HIJ/ZIJ KON ER NIKS AAN DOEN, WANT DYSLEXIE EN OF HET CIJFER EVEN AANGEPAST KON WORDEN. En je had mijn dochter: een raszuivere, in mijn optiek. 

Testen zou op eigen kosten moeten, want we hadden ‘de pech’ dat ze graag las en dus geen ‘E-score’ haalde. Haar score bij lezen was steeds iets te hoog. Van mij hoefde ze niet getest, we zouden het wel zien. Toen lezen ook eindelijk tot een zeer bedenkelijk niveau was gezakt, werd ze getest. Heel uitgebreid en zorgvuldig, voor ons gevoel. Uitslag: dyslexie.

De basisschool opperde wat later of we Kind Y ook niet eens moesten laten testen, want de spelling ging niet goed en Engels ging niet goed. Op eigen kosten (€700) lieten we haar onderzoeken. Ze scoorde: ‘eigenlijk geen dyslexie, maar gezien vader én zusje dyslexie hadden (en we natuurlijk zoveel geld hadden betaald), kregen we er verklaring en dus ‘dyslectisch kind’ bij. In mijn optiek een onterechte diagnose. Een betaalde verklaring voor wat extra toetstijd voor mijn gevoel. Taalzwak, dat was ze, maar dyslectisch? Het werd me duidelijk waarom in sommige van mijn klassen 20- 50% van de leerlingen dyslectisch was.

Vervolgens: de juf vond kind X zo druk. Te druk. Ze kon zich niet concentreren. Ze vroeg te veel. Was medicatie niet iets? HUH? We lieten haar maar testen. Er zou toch niks uitkomen. Oh, toch wel: we bleken nu niet alleen ‘twee dyslecten’, maar ook een dyslectische ADD’er in huis te hebben. Ik vrees dat ik er nu bij moet zeggen dat we haar echt niet zo zien en dat ze andere kwaliteiten blablabla en dat ze niet haar diagnose is blablabla. Maar jullie snappen me vast. Of niet. Dat kan ook.

Ik las over ADD en dacht: hé, maar ze beschrijven niet kind X, maar kind Y. Maar die bleek het dan weer niet te hebben. Dat bleek enkel een faalangstige dyslect. Dat viel weer mee!

Ook ik ontsprong de diagnosedans niet. Van overspannen, naar burn-out naar op papier: ‘een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken, maar daar maken we een depressie van, anders wordt de boel niet vergoed’ en: ‘alcoholmisbruik’. Ik, tot dan toe, een sporadisch drinker, dronk al twee maanden elke avond een, soms wel twee (!) wijntjes, want ik kon anders niet ontspannen. Had ik het maar nooit gezegd. Want de depressie werd doorgevoerd naar een ernstige depressie en ik mocht mijn ‘alcoholmisbruik’ vanaf dat moment bij huisarts en iedere nieuwe behandelaar continu evalueren. Ik ging er voor mijn gevoel extra door drinken. Als ik die stempel tóch al had….De depressie was er één vol agitatie: geïrriteerdheid, onrust. En af en toe was ik vooral bedlegerig. 

Bipolair wellicht? Een A-typisch-iets? Natuurlijk had ik iets onderliggends, het is een klassiek en saai verhaal: PTSS kwam erbij. Maar ja, het was nogal ingewikkeld allemaal en ik bleef achteruitgaan. Borderline! Dat zou het zijn volgens een passant. Welnee, zei een ander. Complex trauma! Dissociatieve stoornis! Kenmerken van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis! Maar… was er bij mij al eens aan ADHD gedacht trouwens?

Ja. Dat was er. Als dreumes en peuter was ik niet bij te benen. Ik sprong, rende, draaide, huppelde nét wat meer dan andere kinderen. Op zó’n manier dat er onderzoek kwam. Ik werd een week opgenomen in een ziekenhuis, maar MBD (Minimal Brain Damage/ Dysfunction, we hebben het over 1983) konden ze niet concluderen omdat ik ook niet altijd even goed meewerkte (?). Ik mocht vervroegd naar een peuterspeelzaal, met een speciale indicatie. We hebben het -nog steeds- over 1983. Wat vragenlijsten en gesprekken verder en ik bezit voor mijn gevoel sinds 2018 ADHD. Uit de andere diagnoses kwamen de andere partijen niet. Wel/ geen persoonlijkheidsstoornis NAO. Dysthymie of depressie. CPTSS met dissociatie, of enkelvoudige PTSS, of niet, want ik had immers geen levensbedreigende situatie meegemaakt?

Voor mij is het inmiddels vrij duidelijk ‘wat ik heb’ overigens.

Maar over de diagnose ADHD twijfel ik. En waarom? Ik herken me in lang niet alles, maar, én dat speelt, sorry, ook mee: ‘iedereen’ lijkt wel ADHD te hebben. Ik sprak de afgelopen tijd veel mensen die dezelfde diagnose recent hadden gekregen. Met daarbij steevast de tekst als ‘de puzzelstukjes vielen op zijn plek‘ etc. Maar ik kwam niet enkel ADHD steeds tegen. Het viel me op dat veel mensen in mijn omgeving (familie, kennissen, social-media-vrienden) ook ‘ineens’ met ASS gediagnosticeerd waren. En dat werd beargumenteerd met ‘ze zijn nu pas zover dat het bij vrouwen herkend wordt.’

Ik ga uit van goede diagnostiek. Ik gebruik geen zinnen als: ‘iedereen heeft wel wat autistisch, haha’. Ik geloof ook dat de wetenschap steeds verder komt en nu ziet dat vrouwen wellicht overal tussendoor zijn geglipt. Maar kan me voorstellen dat mensen vragen hebben bij de diagnostiek van zoveel mensen met ADHD en ASS. Hoe zit het met percentages? Kloppen die nog? Is er nu juist goede diagnostiek, of wordt er nu wat makkelijk het e.e.a. gediagnosticeerd voor bijvoorbeeld vergoeding? Ik heb géén idee, maar ben wel écht benieuwd naar het antwoord. 

Ik heb op papier ADHD en heb het idee dat ik dit etiket relatief makkelijk heb gekregen. Ik twijfel. Maar ik word door nieuwe behandelaren meteen gezien als ‘iemand met ADHD’. Op die momenten voelt het toch als een (te snel verkregen?) stempel.

En dan heb ik het nog niet over depressie gehad. Maar die discussie is ook al zo vaak gevoerd. Is het een dipje of is het een depressie? Google het even en je ziet de verschillen. Natuurlijk pleit ik ook voor openheid en ‘taboes eraf’, maar hoe kunnen zo veel mensen ‘ineens’ depressief zijn? (Ik heb het niet over Corona-gerelateerde angsten en depressies, ik heb het over de tijd hiervoor). 

Of zie ik het nu gewoon meer omdat ik in de wereld terecht ben gekomen? Mensen zijn eerlijker richting mij, ik zie op social media veel mensen met problematiek. Dus dat zou ook een logische verklaring kunnen zijn?

Lang verhaal kort: ik snap de vraagtekens bij de hoeveelheid van bepaalde diagnoses. Ik zeg het al een tijdje. Alleen niet online. Ik snap de reacties van mensen die zich eindelijk begrepen en erkend voelen die niet begrijpen dat dit in twijfel wordt getrokken en zich (waarschijnlijk vaak) te kort voelen gedaan.

Maar ik vraag me ook af of met deze vraag (m.b.t. het idee van overdiagnostiek bij bepaalde diagnoses) iets wordt gedaan. Een onderzoek? Mensen die openlijk vertellen dat ze een diagnose hebben gekregen, maar zich er niet in herkennen en ook denken dat er wat sprake was van gemakzucht/ simplistisch onderzoek en het idee hadden: ‘geef het een label en het wordt vergoed?’

Ik hoop er over een paar jaar over te lezen. Met cijfers en al.

* Disclaimer: dit is geschreven onder invloed van ritalin (kon ik me daarom zo goed concentreren?) en een antidepressivum en een glas wijn. Ik ben niet aansprakelijk voor waar je me ook maar verantwoordelijk/ aansprakelijk voor wil houden of stellen. 

woensdag 8 april 2020

Voor altijd psychiatrisch patient

Ik heb vandaag de keuze: Netflix kijken, een boek lezen, wandelen, hardlopen, boodschappen doen, knutselen met de jongste (het huiswerk voor vandaag is een kip met kuikens vouwen, kan morgen ook wel) of gewoon ‘in de tuin gaan zitten genieten’ en zo heb ik nog veel meer keuzes. Ik koos voor in bed gaan liggen met een laptop en me diep ellendig te gaan voelen. Want als ik dan toch kan kiezen, kies ik natuurlijk voor het beste en het meest verstandige…

Een paar jaar geleden raakte ik van een overspannenheid in een burn-out in een depressie (of gewoon: een combinatie van alle drie) en dat nam zulke extreme vormen aan dat ik in opnames belandde, therapieën kreeg, zelfmoordgedachten, -ideeën had en -pogingen deed. Ik raakte steeds meer verwijderd van het normale leven en geloofde vooral mijn behandelaren die mij ervan overtuigden dat ik heel ernstig ziek was. Ik kon beter worden met therapieën en pillen en de begeleiding van sommige behandelaren. Ze gingen me redden en ik legde mijn leven in handen van de hulpverlening. Dit zou mijn leven worden: opname, even thuis, opname, nieuwe pillen, nieuw diagnostiektrajectje, geen baan meer. Hoewel: dit was wel een voltijdsbaan. Ik wist van voor niet meer dat ik van achteren leefde en vulde mijn dagen met ggz-gerelateerde zaken. En soms kwam er iets tussendoor wat met het gezin te maken had. Dat gezin was dan mijn stoorzender. 

De situatie, mijn situatie, was ernstig. En met ernstig bedoel ik: ernstig. Dat gold natuurlijk ook voor mijn gezin en andere naasten. Door verschillende factoren kwam ik ergens terecht waar natuurlijk wéér wat anders gezegd werd over mijn toestand en waar ik na een paar weken een antidepressivum te hebben geslikt en een speciale therapie te hebben gevolgd het inzicht kreeg dat ik ook zelf wel enigszins over mijn lot kon beslissen. Ik had niet alles in de hand, wie wel, maar toch best veel wel.

Maanden gebruikte ik om mezelf terug te vechten binnen mijn gezin. Dit bestond uit kei- en kei- en keihard werken: zorgen voor mezelf door ritme te krijgen en te houden, te bewegen, ontspanning te zoeken en maar continu blijven te zoeken naar lichtpuntjes. Ik vind het zelf ook allemaal wat soft klinken, maar het was zo. Twee keer ging het echt wel minder, maar ik doorstond die keren zonder psychologische hulp, ik deed het dus ‘gewoon’ zelf. Ik volgde nog ergens een kort traject en kreeg daardoor wel duidelijk wat mijn pijnpunten nog waren/ nu nog zijn. Maar ondertussen ben ik dus al een tijdje ‘uit de ggz’. Dit klinkt allemaal makkelijker dan het is hoor: want kom maar weer eens ‘gewoon’ terug in een gezin als je vier jaar op een zolderkamer doorbracht of in een instelling. Maar goed. Staat allemaal ook zo ongezellig om dat uit te schrijven. 

Inmiddels bemoei ik me weer met schoolexamens, staptijden, kleedgeld, puzzelen, schoonmaken en koken. Ik spreek af en onderhoud weer veel meer mijn contacten. Maar dat gaat nog niet helemaal vanzelf. Ik was nog niet eens zo heel veel bezig met de vraag of het ooit nog helemaal goed zou komen.

Tot net. Ik kreeg een formulier opgestuurd t.b.v. iets dat niet zoveel te maken heeft met bovengenoemde periode. Er was ook een familieschets in te vinden waarin ik kon lezen dat ik ‘psychiatrisch patiënt ben en hier vaak voor opgenomen word’. Gelukkig, zo las ik, is mijn man ‘stabiel en draagt hij zorg voor de rust’. In tegenstelling tot de vakjes erboven en eronder die wél deze week aangepast waren naar het huidige beeld, was mijn staat onveranderd gebleven. Ook de toestand van mijn man was onveranderd. En in plaats van te denken: dat zijn ze vergeten, moest ik huilen. En ik trok ook vrij snel de conclusie dat dit beeld van mij niet snel zou veranderen in de ogen van veel mensen. En de vraag rijst weer: wat als ik door een ongeluk zwaargewond was geraakt en daardoor vaak geopereerd moest worden en nu al een jaar niet. Had er dan nog gestaan: ‘is gewond geraakt bij ongeluk en wordt hiervoor veel geopereerd’. Of was het weggehaald? Of was het aangepast naar: ‘heeft een ongeluk gehad, is vaak geopereerd, maar het gaat nu goed.’?

Ik weet het niet. En hoewel ik de woorden ‘stigma en taboe’ nog weinig in mijn mond neem, kwam het woord ‘stigma’ wel bij me op. Maar misschien is het toevallig. Is het per ongeluk niet weggehaald en lig ik compleet onterecht me rot te voelen in bed met een laptop op mijn schoot.

Dus ik ga maar even genieten in de zon. Als psychiatrisch patiënt. Of als moeder. Of gewoon, als mezelf. 

donderdag 5 maart 2020

Als ik binnen de wereld van de ggz zou blijven, zou ik beter worden, maar het omgekeerde gebeurde

Wordt er wel eens wat over de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in Nederland geschreven? Vast wel. Maar ook door iemand die er zelf in heeft gezeten en zijn of haar verhaal doet? Dat vast minder. Daarom een stukje van mijn hand.

Met dit cynische begin, gezien de vele berichtgevingen rondom het onderwerp, begin ik een stukje van mijn verhaal. Het is geen groot succesverhaal, ik maak de ggz niet zwart en ik kom ook niet met een oplossing. Dus knap als je blijft lezen.

Ik heb mij, net als heel veel anderen, de laatste jaren wat druk gemaakt over de wachtlijsten en over het weigeren van mensen voor een crisisopname. Dat doe ik eigenlijk nog steeds wel. Over dat laatste ga ik het even hebben: Ik heb mensen meegemaakt die de weigering aanhoorden, boos werden en het e.e.a. in gang zetten om zo’n opname maar af te dwingen: zelfbeschadiging, dreigen, suicidepogingen. Niet voor de lol, maar uit pure wanhoop.

Daarnaast heb ik van relatief dichtbij gezien dat het gelaten werd opgepakt (‘Het lijkt me beter als ik opgenomen ben, maar ze vinden het niet ernstig genoeg’) en diegene er een paar dagen later voor ‘koos’ om inderdaad niet meer te leven. Ik heb dit, in natuurlijk iets van elkaar verschillende varianten, drie keer gezien. Mensen die een beetje in beeld waren bij de hulpverlening, maar tevens hun doodswens verzwegen. Familie en vrienden in wanhoop en chaos achterlatend. Mensen die ervoor of erna niet op de barricaden zijn gesprongen voor ‘een betere ggz’. (Terwijl ik dit typ, lees ik over ‘een aanrijding’ op het spoor, dat van de ‘met een persoon’ denk ik er trouwens nog automatisch bij, hier niet ver vandaan. Zou hij of zij hebben gevraagd om hulp? Deze wel of niet hebben gekregen en dan ook nog eens met de juiste intensiviteit? Zou hij of zij de plannen hebben besproken? Was de persoon opgenomen? Stond deze op een wachtlijst? Elke keer denk ik weer: het is mensenwerk, óók of juist in de ggz)

Dus iedereen moet dan maar opgenomen worden en dan zijn er geen suïcides meer? Welnee. Mijn broertje maakte een einde aan zijn leven tijdens een opname. Net zoals enkele van mijn (oud-) opnamegenoten. Een opname is niet zaligmakend in deze. En zelfdodingen, hoe graag we het ook zouden willen, zijn niet altijd te voorkomen. Denk ik.

Iets meer dan een jaar geleden pleitte ik met een brief, die ik op social media plaatste, voor minder wachtlijsten en dus betere zorg voor o.a. suïcidale patiënten. Eigenlijk was het dezelfde oproep als die van Charlotte Bouwman. Ik was namelijk zélf één van die mensen. Het was voor mij maar de vraag of ik de week erna nog in leven zou zijn. Mijn mentale gezondheidstoestand werd omschreven als ‘levensgevaarlijk’. Daarvoor moest ik natuurlijk behandeld worden. Want dat werkt zo: als iemand in levensgevaar is, moet je iemand helpen. Volgens artsen was ik dat, dus zou je denken dat ik ‘gered’ zou worden. Ik zou inderdaad worden geholpen. Of ik dan wel even tien maanden wilde wachten. In de tussentijd werd me – in mijn ogen- een mager zoethoudertje aangeboden. (Maar de intensieve hulp die ik daarvoor kreeg, was ook al niet voldoende, was het ooit voldoende, vraag ik mij nu af?)

De brief kreeg aandacht van de pers en dat hielp er waarschijnlijk aan mee dat ik redelijk snel geholpen kon worden in een instelling. Ik wel. De combinatie van EMDR, gesprekken en medicatie (na een aantal weken intensieve therapie en twee weken een antidepressivum te hebben geslikt, klaarde mijn gemoed op. En dat terwijl mij werd gezegd dat ik ontzettend lang therapie nodig zou hebben.) Was het de medicatie? De EMDR? Of was het ook mijn netwerk dat keiharde grenzen stelde? Dat ik enkel mocht terugkomen als ik zélf heel hard ging werken? 

Dat laatste vond ik ongelooflijk kwetsend. ‘Wij’, psychiatrisch patiënten, wij werken toch elke dag enorm hard? We zijn toch bezig met overleven i.p.v. met leven? Hoe durfde men mij dat te zeggen? En die kreten van ‘eigen regie’ en ‘herstellen doe je zelf, maar niet alleen’, maakten me ook razend. Alsof ik daar niet mee bezig was! Alsof ik patiënt wilde blijven! Alsof ik hiervoor koos!

Nee, allemaal niet bewust. Maar wel onbewust, vermoed ik. Terugvallen is makkelijker dan herstellen. Een vangnet van een opname en omringd worden door medicatie en behandelaren geeft een veilig gevoel, als je daar al een tijdje in zit, in die wereld. Alleen thuis zijn is dan toch eigenlijk geen optie meer? Misschien was het mijn behandeling die voor een ommekeer zorgde, maar ik vermoed vooral de eis dat ik zelf meer moest doen als ik wat wilde veranderen aan de hopeloze situatie waarin ik en dus wij, als gezin, waren beland.

Na deze opname wilde eigenlijk ook niemand me nog hebben. Zowel mijn gezin, als hulpverleners niet. Terwijl een grote instelling me aanraadde om bij een grote instelling te blijven (ik was immers heel ziek en daar had je alle disciplines bij elkaar), raadden anderen me een vrijgevestigde therapeut aan. Weer een ander vond mij niet ziek en raadde even geen hulp aan. Dat advies van een vrijgevestigde volgde ik op. Maar: én vaak in crisis gezeten én suïcidaal geweest én de naam hebbende dat ik over de ggz schrijf; ik kon nergens terecht. Negen maanden deed ik het zonder officiële hulp. De afgelopen drie maanden volgde ik nog wel een kort traject met wekelijks een gesprek. Slotsom: ik heb negen maanden zonder ‘de ggz’ doorstaan. Ik voelde me (daardoor?) verantwoordelijk voor mijn gedrag en keuzes, legde de verantwoordelijkheid niet bij behandelaren (want: die waren er niet) ‘die veel te weinig voor me deden’ en die mij maar moesten helpen. Ik was toch patient?’ 

In die negen maanden zaten er echt nog wel ongezonde keuzes bij op moeilijke momenten. En eerlijk: ik wilde op die momenten eigenlijk best ‘gewoon opgenomen worden op een crisisafdeling’ en die gedachte bekruipt me nog steeds zo af en toe, ik vraag me af of die gedachte ooit helemaal weg zal gaan. Het idee dat je het zelf niet aankan, maar dat je omringd door behandelaren en medicatie het wel gaat redden. 

Ik schud het idee dan snel weer van me af. Want: ik ben niet psychotisch, ik verkeer niet in een manie en ik ben niet al weken zo depressief dat ik niet meer eet, beweeg of douche. Dat laatste heb ik eerder wel meegemaakt. En ik denk dat ik dan ook best wel terecht opgenomen ben geweest in het verleden. Ik denk overigens ook dat ik wel eens onterecht ben opgenomen. En ik denk tevens dat ik ook wel eens onterecht niet ben opgenomen. Het is en blijft mensenwerk.

Op de momenten dat ik dus ineens de veiligheid van een gesloten afdeling wens, of van een crisisdienst, heb ik wat anders gevonden dan mezelf meteen in de hulpverlening te storten als wanhopige patient. Om dit patroon te doorbreken, moest er heel veel gebeuren (de korte traumabehandeling, een juist antidepressivum, de gestelde grenzen). Ik ‘accepteer’ nu dat het minder goed gaat en probeer die dag te overleven en mezelf te vertellen dat er betere dagen gaan komen. Dit klinkt simpeler dan het is. Sterker nog: het is soms bijna geen doen en eigenlijk accepteer ik het helemaal niet, maar toch zeg ik het mezelf: het wordt beter, het wordt beter….Als je zó diep hebt gezeten en zo veel hebt meegemaakt in de ggz, lijk je wel gedoemd erin te blijven. Toch bleef de herhaling van de woorden ‘eigen regie’ en ‘herstel’, naast buitengewoon irritant, ook buitengewoon helpend te zijn. Het idee dat ik zelf iets kon betekenen in het hele verhaal en niet enkel afhankelijk was van anderen, gaf me best een goed gevoel. Tot dan toe geloofde ik niet in herstelplekken, -groepen of -instanties. Leuk hoor, voor anderen, maar niks voor mij. Een ander moest mij er maar uithalen. Ik kon er toch niks aan doen?

Ik ben geen goeroe die het licht heeft gezien en nu mensen de les wil lezen over hoe ze dingen aan moeten pakken. Ik zeg niet dat iemand met een zware depressie of iemand die in een psychose zit, maar even wat harder zijn best moet doen en even uit de ggz moet stappen om te herstellen. Ik denk dat er verschillende groepen zijn die een beroep op de ggz/ psychiatrie doen. En denk dat die groepen wat meer uit elkaar gehaald kunnen worden. Sommige mensen hebben echt psychiatrische zorg nodig en sommige mensen kunnen voldoende baat hebben bij geestelijke gezondheidszorg die op verschillende manieren vorm kan worden gegeven. Hoe? Daar zullen genoeg deskundigen iets voor kunnen bedenken. Maar voor nu denk ik: gooi het, indien mogelijk, wat vaker op de hersteltoer. Geef meer geld aan goede (kleine) herstelinitiatieven.

Mijn verhaal lijkt heel erg op het verhaal van anderen. Mijn weerstand tegen herstel was onbewust enorm en ik was er gewoon nog niet aan toe. Dat ben ik nu – herstellende, maar nog wel hard aan mezelf werkende en ook te maken hebbende met die verdomde wachtlijsten- wel.

Ondanks dat ik roep geen ervaringsdeskundige te willen zijn of te worden, wil ik in de toekomst misschien toch wat op dit gebied: mensen helpen bij hun herstel. 



dinsdag 3 maart 2020

grapjes, gevoelens, verkoop en reclame

Terwijl ik wat grapjes maak richting mijn jongste kind of iets grappigs (bedoeld) op Twitter plaats, ben ik me pijnlijk bewust van de andere kant die mijn leven ook nog kent. Het meezeulen van een paar wat minder prettige jaren. Slechte en zware jaren.

Ik vertelde er afgelopen week een familielid over. Want terwijl alle levens doorgaan, zelfs die van mij, draag ik deze afgelopen jaren zo ongeveer elke seconde met me mee. Het familielid dacht dat het meeviel: het was toch logisch. Toen ik uitlegde wat voor invloed het momenteel op me heeft, op mijn denken, meedraaien in het gezin, mijn gedrag en op mijn gevoel, veranderde de laconieke houding in een zorgelijk gezicht dat de woorden: ‘Zoek maar snel hulp, want dit is niet goed’ uitsprak.

En echt, zoals ik ongeveer elke blog al zeg: het gaat wel oké. Maar naar mijn maatstaven is ‘oké’ blijkbaar heel anders dan bij een persoon zonder al te grote problemen. Mijn problemen en zorgen waren enorm. Afgelopen week werd het bevestigd door een naaste: ‘Ik heb alleen maar gedacht: hoe moet dit verder? Dit gaat nooit meer goed komen.’ En daar stond ik dan nu. Helder, opgemaakt, duidelijke zinnen formulerend... Ik vertelde dat ik ziek was, dat ik echt heel erg ziek was. Mijn naaste kreeg tranen in de ogen en bevestigde dat ik heel ziek was. Sommige mensen, mensen op afstand, ontkennen dat, want het zou vanuit levensproblematiek komen en dan dus wellicht geen ziekte zijn. Maar wat was ík ziek.

Niemand herkende me meer. Iedereen vroeg zich af of ‘dit’, ik dus, ooit nog zou herstellen. En waarschijnlijk vroeg men zich af wanneer ik dood zou gaan. Als ik mijn eigen naam google, staat er bij mij als optie: ‘overleden’ achter. Er zullen dus mensen zich hebben afgevraagd of ik nu al eens dood zou zijn met dat leven dat ik leidde. Niet geheel onterecht.

Ik pak mijn leven alweer een tijdje op en dat kost me veel. Ik houd niet van zeurende mensen. Mensen die klagen om te klagen. Over moeheid, over drukte, over te veel aan prikkels en triggers. Maar als ik zou willen, zou ik er makkelijk aan mee kunnen doen. Terwijl ik een aantal jaren geleden én werkte én mijn kinderen verzorgde én het huishouden deed én sportte én sociale contacten onderhield, hoor ik mezelf nu soms zeggen: ‘die twee afspraken op één dag waren misschien toch nog wat te veel, morgen maar even niks doen om te herstellen’. UIT MIJN MOND. Nadat ik dit heb uitgesproken, begin ik te lachen en zeg ik tegen de ander dat het wel meevalt en dat ik me wat aanstel.

Maar ik stel me waarschijnlijk niet aan, want anders had ik ook nog gewoon kunnen koken die dag, bij het gezin kunnen zitten en een boek kunnen lezen. Maar omdat ik zó moe ben en vooral: zó veel in mijn hoofd zit met ‘wat er allemaal wel niet gebeurd is en hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen’, lukt het niet. Ik lijk of wellicht bén een gijzelaar van mijn hoofd. En het stopt niet. De één heeft een piep in zijn hoofd, de ander sinterklaasliedjes, ik heb de afgelopen jaren in mijn hoofd. Ze kunnen er niet uit. Ze gaan er niet uit.

Dat brengt mij bij mijn boek(en) (helemaal niet, maar had geen bruggetje, maar wilde wel een beetje een natuurlijke overgang naar dat onderwerp, niet helemaal gelukt, merk ik nu).
Ik ben (een beetje) op zoek naar een manier om mijn boeken onder de aandacht te brengen. Niet omdat ik het geld nodig heb (ik verdien er niet aan i.v.m. ziekte-uitkering en het kost me belasting, maar ik kan het wel investeren in een (compleet vernieuwde) herdruk van mijn uitverkochte eerste en/ of een nieuwe druk van mijn tweede boek. Net zoals al die andere honderden ervaringsdeskundige ggz-verhalen, wil ik dat die van mij gelezen wordt. Níet omdat ik mijn levensverhaal vertel, wél omdat ik een kijkje in de ggz geef en ik mensen die wereld wil laten zien. Omdat dat best helpend kan zijn als jezelf of een naaste erin belandt.

Een kijkje van een vrouw in de dertig die ineens in een wereld van gedwongen en gesloten psychiatrische zorg zit. Van iemand die niet meer wil leven. Over naasten die het niet meer weten. Over wensen voor de toekomst en over zware momenten. Natuurlijk niet zomaar opgeschreven, maar in dichtvorm, in tweets, in anekdotes en in columns. En, welja, ook nog eens met humor her en der (en met een klein beetje ‘schuttingtaal’, zo las ik in een recensie). Maar het mooiste: mensen hebben het met plezier en/ of tranen gelezen. Ze waren ontroerd en lachten hard. Die reacties krijg ik vaak. Privé helaas. Zoals in mijn mailbox, DM, messenger etc.)

Mijn vraag waar ik naartoe werkte: wie heeft er een idee om meer reclame voor dit -in eigen beheer uitgegeven boek, maar wel landelijk verkrijgbaar, maar geen uitgever, dus in slechts een aantal winkels beland en winkels negeren mails en worden ook niet warm of koud van een bezoekje aan hun winkel- te maken? Hoe breng ik hem buiten Twitter onder de aandacht?

Heeft iemand een idee? Ik wil namelijk best graag (en op best veel verzoek!) mijn roze ‘Het was niet alleen maar leuk tijdens mijn depressie’ in herziene uitgave willen herdrukken. Maar daar heb ik dus de inkomsten van de verkoop van ‘Veel succes met je PTSS’ voor nodig.

Een/ de gouden tip hoe ik dat doe en/ of een geweldige reclame die iemand maakt en flink bereik blijkt te hebben, beloon ik graag met iets leuks. Moet alleen nog bedenken met wat :-) 

(Trouwens, daar mogen jullie ook mee over nadenken!)

zaterdag 22 februari 2020

Ik stel me (niet) aan, denk ik

Als mensen me vragen hoe het gaat, kan ik zonder blikken of blozen zeggen dat het veel beter gaat dan een jaar geleden. Er is namelijk geen woord aan gelogen. Een jaar geleden zat ik er nogal anders bij. Het is een beter antwoord dan ‘goed’, ‘slecht’ en ‘ik weet het niet’, vind ik dan. Het stemt iedereen ook tevreden. Als ik eerlijk ben, zou ik zeggen: ‘beter, maar wat heb ík nog een last van alles wat er gebeurd is en het lijkt, hoe meer ik herstel, hoe meer helder ik ben, erger te worden.’

Ik schreef er al eens eerder over en ook nu houd ik het algemeen, maar ik heb wel een vraag die ik niet zo makkelijk kan beantwoorden en niemand met mij, zo lijkt.

Het ‘probleem‘: Ik heb last, ik druk me wat mild uit nu, van de tijd die er was. De tijd dat ik van een overspannenheid/ burn-out/ whatever afzakte naar de donkere krochten die een depressie bleek. Een ernstige. Zo één met medicatie, opnames, dood willen. Tot hier is het nog te overzien, maar het ging meer mis. Er was blijkbaar meer aan de hand. Ik zou PTSS hebben en dus werd er verder gekeken en er werd naar gehandeld. Redelijk zinloos allemaal, want ik was (zie ik nu) helemaal niet voor rede vatbaar. En hoe langer het duurde, hoe meer ik uit de samenleving vertrok. Werk kwijt, familieleden kwijt, mijn leven bijna kwijt, mijn behandelteam kwijt, mijn gezin kwijt, mijn huis kwijt. Maar vooral mezelf cómpleet verloren.

Nu ik enerzijds aan het herstellen ben, heb ik dus nog wel last van zaken, de last bestaat uit het élke dag mensen en plekken tegenkomen die me aan de tijd doen herinneren. Ik heb het niet over mijn gezin of vrienden of de Kruidvat, maar over verpleegkundigen die ongeveer om de hoek wonen, behandelaren, ex-opnamegenoten (compleet de weg kwijt, heel helder en opgeknapt, in levensgevaar), nabestaanden van ex-opnamegenoten, al het nieuws over de ggz dat je niet kán ontwijken of vermijden (ik kan e.e.a. wel verminderen), het spoor, het ziekenhuis, burgernetmeldingen enz. Ik kan echt heel lang doorgaan. Soms lukt het om het te vermijden, het ene oor in, mezelf afleiden, andere oor dus weer redelijk snel uit. Maar soms blijft het in mijn hoofd: die ene keer met díe verpleegkundige, het moment op de IC, wat heb ik mijn gezin aangedaan? En nog véél meer. 

Op die momenten word ik gegijzeld door mijn hoofd en krijg ik weinig mee van wat er om me heen gebeurt. Geen dissociatie o.i.d. hoor, maar gewoon niet meer horen wat er om me heen wordt gezegd of soms: wat er gebeurt.

Ook kan ik het over sommige specifieke nare gebeurtenissen niet hebben. Tenminste: niet zonder heel veel geluid en snot. Óf ik heb het erover en ik praat erover alsof ik een journalist ben. Een opsomming van feiten, niet de controle verliezen.  Dit gaat onbewust, denk ik. 
Ik had de mogelijkheid voor een paar sessies EMDR, maar ik heb het niet gedaan: ik durfde niet. Wat als het te veel zou ophalen? Hoe zou ik erna zijn? Maar vooral: ik durf het e.e.a. helemaal niet te vertellen, schaamte, verdriet alles. Toen ging ik het ‘van me afschrijven’. Ik ben ver gekomen met schrijven, maar er is niks veranderd in mijn gevoel of gedrag. Paniekaanvallen net voor het in slapen vallen, nare dromen, en dus al die plekken en mensen die me terugwerpen in de tijd.

De tijd kan ik niet terugdraaien, maar ik wil er minder last van hebben. Maar als ik EMDR ga doen, wil ik iemand kennen en daarnaast, kunnen vertrouwen (mijn vertrouwen is nogal geschaad door bepaalde hulpverleners). 

Iemand die gewoon alles met me door kan nemen, is misschien ook wel wat.

Beetje een zeikverhaal, sorry, maar misschien heeft iemand van jullie een goede suggestie? Tot nu toe stuit ik op te korte trajecten, aanmeldstoppen, wachtlijsten, instanties waar ik niet heen kan/ wil i.v.m. pijnlijke zaken. 

Een supergoed idee? (geen kruiden of vitamines…) Stuur me gerust een privéberichtje. Ik weet niet wanneer ik reageer, maar ik zal op je reageren. Alvast dank!

dinsdag 11 februari 2020

psychiatrisch ziek of last van levensproblematiek?

De laatste tijd lijkt de vraag (ik denk terecht) vaker gesteld te worden: hebben we het in bepaalde gevallen over (zeer vervelende) gevolgen door levensproblematiek dat mensen in de ggz terechtkomen of over mensen met ernstige psychische problemen, ziekte? Natuurlijk hebben we het over beide, want beide groepen komen in de ggz terecht. Is een scheiding psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg niet iets waar we beter naar moeten kijken?

Het onderscheid heeft me veel beziggehouden, waarschijnlijk omdat ik me aangesproken voelde. Heb ik zo ongeveer de hele ggz van mijn stad beziggehouden omdat ik niet echt adequaat met mijn problemen kon omgaan? Of had de ggz te maken met een ernstig psychiatrisch ziek iemand? Met mij dus. Of kunnen die twee samengaan?

Ik kwam de geestelijke gezondheidszorg ingerold omdat ik was vastgelopen. Ik was continu gespannen en geirriteerd, ik voelde me ongelukkig en ik functioneerde op bijna geen enkel gebied meer echt lekker (ik functioneerde niet eigenlijk). Ik wist dat ik wel wat had meegemaakt, maar ik vond ook dat ik me daar maar overheen moest zetten. Ik was hooguit overspannen in mijn ogen.

De psychiatrie kwam ik in, omdat de psycholoog uit de basis-ggz me vertelde dat mijn behandeling vergoed zou worden als er ‘depressie’ op de formulieren kwam te staan, dan hoefde ik ook niks zelf te betalen. Prima. Want: wat wist ik nu van depressies en zorgkosten? Het werd een ander verhaal toen ik ook medicatie moest gaan slikken van deze psycholoog en de crisisdienst waar ik enkele weken later terechtkwam óók vond dat ik dat moest doen. Ik had dus niet enkel geestelijke gezondheidszorg, bestaande uit wat gesprekken die mij weer op de goede weg zouden zetten, nodig, maar ik was ziek: ik moest medicatie en ik moest dus gezien worden door een arts, een psychiater. Deze psychiater oordeelde redelijk snel dat ik niet overspannen was, maar een zware depressie had en ik werd ook nog eens redelijk snel opgenomen; ik gleed namelijk in korte tijd vreselijk af. Van werkende moeder die alles voor elkaar had, veranderde ik in een in-bed-liggend-stuk-vlees.

Volgens de psychiater en de DSM-V had ik een depressie. Terugkijkend kan ik dat niet ontkennen. Medicatie dus, opname, gesprekken. Vanaf dag één (!) werd er gevraagd naar mijn verleden. Uit wat voor gezin kwam ik? Had ik nare dingen meegemaakt? Tsja, dat ging dus niemand wat aan, dus hen ook niet. Er was dus volop oog voor de context. Iets wat veel mensen lijken te missen in de huidige crisisbeoordelingen. 

Terug naar het onderwerp waar ik nu wat over wil zeggen en wat me bezighoudt: ben of was ik psychiatrisch ziek of had ik enkel last van mijn levensproblematiek? Die vraag is simpel te beantwoorden: ik had last van het één en daardoor ook van het ander. De jaren erop werd het niet beter met de hulp die ik kreeg, wel slechter. Waarom? Omdat ik me kon overgeven aan het feit dat het gewoon slecht ging? Werd ik juist gek door de opnames? Ging ik me gedragen naar de diagnoses? Nou ja, allemaal in ieder geval niet bewust. Maar hoe langer het duurde, hoe zieker ik werd. Zowel mijn gedrag werd zieker en gevaarlijker, als de meningen dat ik zieker was dan iemand ooit had kunnen bevroeden aan het begin van het traject. En als iemand wekelijks tegen je zegt dat je heel ziek bent, terwijl je al niet echt lekker ‘in je kracht -haha- staat’, ga je het misschien ook geloven.

Maar betekent het dan dat ik dus niet ziek was en alleen last had ‘van mijn jeugd’ en van rouw? Wie kan me dan uitleggen dat ik mezelf in levensgevaar bracht? Oké, dat zou nog uitlegbaar zijn, denk ik.  Maar hoe kan het dat ik zó veel niet meer weet? De dubbele kleding die ik vond (en dus gekocht had). Geld van mezelf stelen (ik had al geschreven dat ik ziek gedrag vertoonde, toch?) en dat onder het matras van mijn ziekenhuisbed legde en dat in vertrouwen aan IEDEREEN vertelde? Kaarten lezen waarvan ik nooit heb geweten dat ik ze kreeg? Columns van mijn hand lezen waarvan ik het bestaan niet eens wist? Een interview bij NPO1 gegeven? Ja, dat weet ik dan nog wel. DOOR EEN FOTO. Ik heb werkelijk geen idee wat ik gezegd heb en ook niet tegen wie. Later bleek dat ik met toch echt wel een bekende radiomaker te hebben gesproken. Ik heb het ook nooit teruggeluisterd, maar mensen verzekerden mij dat ik niks raars had gezegd. Daarnaast sprak ik over mezelf alsof ik het over een ander persoon had. Tegen mijn nieuwbakken leidinggevende nog wel, die uit medelijden mij kwam bezoeken in de kliniek. Ze had me net twee maanden ervoor aangenomen. Ik had dus juist mijn best moeten doen om normaal over te komen, maar ze kwam er verwarder vandaan dan ik wellicht op dat moment was. Het is allemaal gebeurd. Ik was een verward persoon. Een verwarde vrouw.

De vraag die nu vaak lijkt te spelen is of je ‘dit soort mensen’ wel zou moeten opnemen in de psychiatrie. Niemand kan daar eenduidig over zijn. Logisch ook: want de ene patient is de andere niet.

Maar toch denk ik dat er een verschil is tussen mensen met een bipolaire stoornis zonder ‘gek’ verleden en die dus in bescherming genomen moeten worden op een gesloten afdeling (of tussen mensen met psychosen die uit een veilig nest komen), dan aan de vele (!) mensen met een ontwrichtende jeugd, zonder vangnet of stabiele thuisbasis die worden opgenomen en vervolgens niet meer uit het wereldje komen. Want dat is het, een wereldje.

Een stelling die misschien wel nergens op slaat, want als ik een keer niet was opgenomen, had ik dit niet kunnen tikken.

Zoals gezegd: de één is de ander niet.

En ik was écht behoorlijk psychisch ziek door mijn levensproblematiek. 

(ik ga hier meer over nadenken en over schrijven, en dan wat minder kort door de bocht dan ik hier doe, beloofd!)

donderdag 6 februari 2020

Noem het zoals je wilt

Zoals vaker wil ik veel schrijven, maar weet ik de woorden niet te vinden. En ik vind ze wel, denk ik, maar denkend aan doel, doelgroep, eigenbelang, belang van anderen, blijven er vaak maar weinig woorden over.

Momenteel schrijf ik heel veel, maar dat schrijf ik voor mezelf, al begint het toch wel heel erg op een boek te lijken. Een echt boek. Geen gedichten, berichten of columns. Wél een heel persoonlijk verhaal dat op de manier zoals ik nu heb geschreven nog niet voor publicatie door kan gaan. Ik wil pas schrappen en herschrijven als ik dat wat ik op papier wil hebben daadwerkelijk op papier heb staan.

Maar misschien is dat te veel gevraagd. Ik wil namelijk heel veel opschrijven. Te veel. Door de jaren heen heb ik veel meegemaakt. De vervelende gebeurtenissen uit mijn jeugd heb ik wel ‘verwerkt’. Ik kan er goed mee leven en ervaar geen last meer. Goede behandeling van gecombineerde therapieën hielp namelijk. Ik klaarde op. Het klaarde op.

Het klaarde zo op dat ik ook eens rustig kon gaan terugkijken naar wat er nu allemaal in die paar jaar gebeurd was. Iets meer dan vier jaar had ik ‘in de ggz’ gebivakkeerd. Misschien had ik wel meer in psychiatrische ziekenhuizen overnacht dan dat ik thuis had gedaan. Ik keek terug op vele verpleegkundigen, behandelaren, medicatie, crises en ellende.

Ik wil lachen, dansen, drinken, liefhebben, grappen maken, afspreken en ik wil weten wat ik nu echt wil. Voor de klas weer? In de zorg? Schrijven over de ggz? Of moet ik iets heel anders? Ik weet het niet. Wat ik vooral wil is dat mijn gezin gelukkig is. En natuurlijk ik ook wel een beetje. En vooral: wij met elkaar. 

Ik vind dat ik iedereen moet zeggen dat het eindelijk weer goed gaat. Omdat dat niet de waarheid is, zeg ik dat het écht veel beter gaat met me. Ik lieg daar geen woord aan; ik lig niet gedrogeerd in een bos, niet in coma op een IC, niet op een gesloten afdeling binnen de psychiatrie. Iedereen vertaalt mijn ‘veel beter’, in ‘het gaat goed’. En dat snap ik en het is enkel mezelf die ik dat verwijten.

Waarom het niet goed gaat? Door dat nadenken over de afgelopen paar jaar, waar velen van jullie wel iets hebben meegekregen, word ik niet vrolijk. Simpele oplossing: stoppen met nadenken over die nare dingen! En daar zit het hem in. Zo lang ik bang ben om bepaalde behandelaren op straat te treffen. Zolang ik nog nauwelijks langs het ziekenhuis durf te fietsen. Zolang ik sommige gebouwen niet in kan, omdat ik dan zó ga zweten, dat het echt gênant is. Zolang ik bij elke ambulance, brandweerwagen en politieauto naar beneden kijk in de hoop dat ze me niet zien omdat ze me misschien wel eens ergens hebben gevonden. Zolang ik droom over opgesloten zitten. Of over behandelaren die over mijn rug ruzie maken. Zolang ik berichten krijg, zie en hoor over opnames, suïcidaliteit, zelfdodingen en daar niet altijd meer even sterk mee om kan gaan. Zolang ik merk dat ik jaren van mijn dochters heb gemist door verhalen waarvan ik denk: ‘huh? Wanneer dan?’ en daar verdrietig van word. Zolang ik mensen die ik uit opnames ken, ontwijk op straat. Zolang ik de naam van een bepaalde instelling zie en soms bijna begin te kokhalzen. Zolang ik eindeloos blijf huilen als ik iemand in vertrouwen vertel wat er nu écht is in gebeurd in bepaalde gevallen. Als ik nadenk over wat er in mijn dossier staat wat niet klopt en ik er hartkloppingen van krijg. Zolang ik zó op mijn hoede ben, zó overspannen ben, zó schrikachtig ben, zó graag naar diazepam wil grijpen. Zolang dat zich ongevraagd aan me opdringt, gaat het nog niet goed met me.

Noem het een ggz-trauma. Noem het aanstellerij. Noem het anders. Het maakt niet uit. Het is er.

Alles wat er speelt maakt me minder cynisch, maar meer verdrietig. Ik heb meer vragen dan ooit. Minder antwoorden ook nog eens, lijkt wel. Ik ben in rouw. Natuurlijk leerde ik vast belangrijke dingen over het leven. Maar ik ben meer dan vier jaar kwijt. Ik ben boos, verdrietig én teleurgesteld (jaja!) in mensen. Ik vertrouwde - lekker naïef- bijna iedereen. Zeker zorgverleners. Maar ook mede-patiënten. Onterecht, zo bleek.

Ik heb wat hulp nu en er blijkt misschien wat meer hulp nodig te zijn. Ik ging kijken waar ik me zou inschrijven. Waar ik me zou kúnnen inschrijven. Een goede plek bleek gevonden, maar helaas, daarvoor had ik een eigen behandelaar nodig, om het aan te gaan: heb ik niet. Instanties waar ik niet wil, waren er ook. Een enorme wachtlijst ergens anders. Maar gelukkig vond ik een plek die bij me paste. Daar zou ik heen. Precies dat wat ik nodig had.
Ik ging naar de aanmeldknop. Maar:

er is een aanmeldstop.

zondag 26 januari 2020

Ik ben óók al voor een betere ggz

Natuurlijk zal ik er meer gespitst op zijn dan de gemiddelde nieuwslezer. Waarschijnlijk komen de berichten meer voorbij omdat algoritmes zien waar mijn belangstelling ligt. Maar toch denk ik dat werkelijk niemand erom heen kan: de ggz is en blijft maar in het nieuws.
Psychiaters die vinden dat we weer moeten leren lijden. Psychiaters die zouden hebben gesmeten met subsidiegelden. Nieuwsitems over de lange wachtlijsten, nóg meer aan de kaak gesteld door een actie op het Binnenhof. Een zorgverzekeraar die een ggz- instelling niet meer betaalt. De zin: ‘En dan hoor je dat je te complex bent, dus dan word je weer weggestuurd’ is net zo vaak gezegd de laatste tijd als de zin: ‘Op Instagram lijkt alles mooi, maar dat is niet het echte leven.’ Tygo in de psychiatrie deed natuurlijk ook nog mee en twee manifesten voor een betere ggz werden in één week gelanceerd. En dan vergeet ik nog heel veel zaken die veel en vaak genoemd worden rondom de ggz/ de psychiatrie.

En ik ben voor. Ik ben voor een betere ggz. Net zoals ik altijd voor beter onderwijs, voor betere ontwikkelingshulp en voor Ajax ben. Het zou ook wat zijn, iemand die nu opstaat en zegt: ‘Ik ben tegen een betere ggz, het moet echt slechter!!!’. Wel taboedoorbrekend misschien.

Ik heb de wijsheid niet in pacht. Ik durf slecht uitspraken te doen wat er beter moet, want: ik zie ook altijd de keerzijde. Natuurlijk zie ik mensen op wachtlijsten, jonge vrouwen die niet meer geholpen worden, want: draaideurpatient. En die zin van ‘Je bent te complex voor hier, dus ik stuur je door naar iets anders en veel succes!’ kan ik gewoon onderschrijven. Omdat ik te crisisgevoelig zou zijn in het verleden, werd ik niet geholpen. Want dat was te spannend voor de behandelaren in kwestie. Het was balanceren om in aanmerking voor hulp te komen: ik mocht niet ‘te zwaar’ zijn, maar ook zeker niet te licht, ik moest wel wat hebben natuurlijk. Alsof ik solliciteerde, ging ik door ggz-land. Je wordt namelijk te woord gestaan als een sollicitant. Ik bleek een slechte te zijn. 

Misschien was het mijn redding. Na ongeveer vier jaar in de ggz, was ik ggz-loos. Geen gesprekken, opnames, crisisdiensten of psychiater meer. Mijn antidepressivum liep gewoon door en dat kon ook via de huisarts. Mijn idee dat ik ‘absoluut hulp nodig had en wel meteen’ was sterk, maar toen ik bij de ingeschreven instellingen afgewezen werd, was het niet anders: dan doe ik het zelf. En zie mij: ik tik dit stukje vanuit huis en niet vanaf een gesloten afdeling.

Is dat mijn verdienste? Welnee. Ik heb geluk gehad met een stevig netwerk, met wat juiste contacten en een enorme klap in mijn gezicht waardoor ik inzag dat ik zélf iets moest veranderen. ‘Eigen regie’ heet dat volgens mij. En inmiddels schaar ik mijzelf onder de ‘herstellenden’. ‘Met een psychische kwetsbaarheid’, mompelen sommigen nu vast. Prima, dat kan. Ik raakte op mijn 34ste diep depressief en dat was vast niet iedereen overkomen. ‘Life-events’ waren de aanleiding (of moet ik nu ‘triggers’ zeggen als ik het écht goed wil doen allemaal?) voor mijn mental breakdown, dat inderdaad wat verder ging dan een overspannenheid of een burn-out. 

En ik denk dat dáár iets zit wat veel psychiaters, ervaringsdeskundigen en anderen nu onder de loep nemen: hebben we te maken met het niet goed kunnen omgaan met moeilijke situaties en daardoor zó in de knel komen dat we geestelijke gezondheidszorg nodig hebben? Of spreken we van een ernstige psychiatrische ziekte die echt acuut zorg van een arts (een psychiater) behoeft? Bijvoorbeeld omdat iemand psychotisch of manisch is? Officieel is die scheiding er natuurlijk al. Maar zolang (korte) behandelingen voor bijvoorbeeld burn-outs niet vergoed worden en een psycholoog je ‘dan maar de diagnose ‘depressie’ geeft’, wordt de situatie van nu misschien wel in stand gehouden: mensen die prima geholpen zouden kunnen worden met de inzet van een gezonde dosis geestelijke gezondheidszorg, worden misschien iets te snel psychiatrisch patiënt, met soms ‘alles gevolgen van dien’. En als we op die manier daar zo veel van creëren, dan komt dat met die wachtlijsten voor hen die zo psychisch ziek zijn, of zó wanhopig zijn, echt niet goed. 

Ik ben voor een betere ggz. Maar weet niet zo goed hoe dat te realiseren. Ik ga er eens over nadenken en kom erop terug als ik de oplossing weet.