dinsdag 15 maart 2022

gedwongen deel 2

Deel 1 lees je hier:  

http://marijkegroot.blogspot.com/2022/02/gedwongen.html


Deel 2

Op een gegeven moment was er tussen de strijd door een moment om naar buiten te kijken: geen ambulance, wel agenten, lopend in mijn straat en aan allebei de kanten van de straat een politiebusje: de politie had de straat geblokkeerd voor een overspannen, depressieve moeder van 35 jaar oud. Voor mij. Ik begon me over te geven. Beneden zocht ik nog naar het geschrokken gezicht van mijn immer rustige, begripvolle man. En ineens zag ik het: het potje pillen met de medicatie van mijn dochter voor haar ADHD: geen idee wat ze slikte, maar áls ze me dan toch met een ambulance wilden vervoeren, dan ook maar met een reden. Ik kieperde in een paar seconden het potje naar binnen en begon als een gek pillen en cola (die ik voor de gelegenheid in mijn hand had genomen) te slikken. Ze waren er blijkbaar niet op bedacht, maar toch wist de verpleegkundige een aantal pillen hard uit mijn mond te slaan (oja! Lichamelijk geweld mócht nu!)

Ik werd overgedragen aan het ambulancepersoneel en onder het toezicht van man, psychiater, verpleegkundige, politieagenten en ongeveer de hele buurt, liep ik naar de ambulance.

Hij reed weg en de ambulancemedewerkster begon heel vriendelijk tegen me te praten: of ik misschien kinderen had? Ik zei haar dat ik even geen zin in een praatje had. Vooral niet over mijn kinderen die ik nu dus even niet kon zien.

In stilte reden we door de stad.


Ik werd niet naar het psychiatrisch ziekenhuis gebracht, maar naar het algemeen ziekenhuis, aangezien ik een aantal, geen idee hoeveel, pillen had geslikt. Er werd gezegd dat ze mijn maag gingen leegpompen, maar ik weigerde. Ik wilde niet opgenomen in een psychiatrische ‘kliniek’ zoals dat zo mooi heet, maar ik wilde ook niet dat er een maag werd leeggepompt. Toen kreeg ik de kans om een zwart goedje te drinken, maar van alleen ernaar kijken, ging ik al bijna over mijn nek en ik weigerde dus wederom. Hier zaten ze niet op te wachten: of ik begreep dat dit betekende dat ik een ademhalingsstilstand kon krijgen door deze medicatie en aan de beademing zou moeten? Het interesseerde me niet. Nou, eigenlijk interesseerde het me wél: ik hoopte op een ademhalingsstilstand en dan hoefden ze me vervolgens ook niet aan te sluiten op apparatuur. Ik wilde écht niet een gesloten opname, het idee maakte me nog misselijker dan ik op dat moment al was van de pillen. 

Ik werd naar de IC gereden. Daar kreeg ik de beschikking over een tv. De dag erna zouden de landelijke Tweede Kamerverkiezingen zijn en ik keek naar wat actualiteitenprogramma’s. Slapen lukte me niet: ik stond voor mijn gevoel strak van de medicatie en mijn hoofdpijn werd met de minuut ernstiger. Op een gegeven moment kon ik niet meer naar de televisie kijken en dacht ik gek te worden van de hoofdpijn.

De dag erna was ik nog veel beroerder, de misselijkheid was heftiger en ik spuugde continu. Misschien als reactie op de pillen, misschien als reactie op de hoofdpijn die ik zelf tijdens een migraineaanval nog niet zo heftig had meegemaakt. Uiteindelijk kwam alles, linksom of rechtsom van de pillen die ik, zo nam ik me voor, nooit van mijn leven meer zou slikken. 

Later hoorde ik dat er die hele nacht een bewaker voor mijn kamer op de IC had gezeten. Wat ik dan weer erg zonde van zijn tijd en het geld vond aangezien ik alleen stil kon liggen en kon kotsen.

Alle resultaten, scores, uitslagen waren blijkbaar goed, want ik mocht opgehaald worden om naar het psychiatrische ziekenhuis gebracht te worden. Normaalgesproken was dat een ritje van een paar gangen door, want het algemeen ziekenhuis en het psychiatrische deel waren met elkaar verbonden, maar in verband met de verbouwing van de High Intensive Care, ook wel de HIC genoemd, moest ik naar een iets verder gelegen aftands gebouw vervoerd worden. Dit moest per ambulance. Dit keer verzette ik me niet: als er íemand in een ambulance hoorde, was ik het wel. Ware het niet dat ik dan wel naar een verkeerde afdeling zou worden gebracht, aangezien ik door het lichamelijke ziekzijn van dit moment absoluut geen ruimte had voor psychische problematiek.

De ambulancebroeders kwamen met een brancard en er werd door een verpleegkundige op me gewezen. Ze keken even en degene die duidelijk de leiding én een verrot karakter had, zei het één en ander: ‘Waar zijn de papieren dat ze een IBS heeft?’ ‘Ik ga daarmee (wijzend op mij) níet rijden als ik die papieren niet mee heb, stel je voor dat er een ongeluk gebeurt.’ ‘Ze is nog hartstikke ziek, ik wil mijn schone ambulance niet ondergekotst hebben, kan er even iemand iets tegen de misselijkheid geven? Want dát (wederom wijzend op mij) wil ik niet in mijn ambulance. 

En toen: ‘Dan zoek je maar een arts die haar iets kan geven!’

Ik werd al gek bij de gedachte dat ik zo vanuit het bed op een brancard moest. Gelukkig was er geen arts (op de intensive care!) te vinden en kon ik nog een paar minuten met mijn ogen dicht stil in bed liggen. 


--> deel drie volgt



maandag 14 maart 2022

Over het boek

Terwijl ik mijn dagelijkse rondje met de hond er weer op heb zitten (elke ochtend minstens een uur), heb gestofzuigd (moest echt), heb gedweild (moest nog meer echt dan het stofzuigen), alle to-do-lijstjes heb gemaakt voor vandaag, dinsdag en woensdag, een ‘eetlijst’ heb gemaakt voor deze week, is het toch echt tijd om te gaan schrijven aan mijn derde boek. Al het uitstelgedrag heb ik er nu wel opzitten en het is al 11.30 uur. Eigenlijk had ik mijn dagelijkse schrijven er al op moeten hebben zitten. Maar niet dus.

En om het dan nóg iets meer uit te stellen, ga ik even reflecteren over het werken aan mijn boek én de geïnteresseerden (ik hoop onder andere jij, nu je dit leest) iets meer vertellen over (het werken aan) mijn boek.

Ik probeer elke werkdag te gaan zitten en te schrijven. Inmiddels maak ik zelfs op zondag een planning: hoeveel woorden ik wil schrijven, welke onderwerpen ik wil gaan behandelen, of er een nieuwe persoon geïntroduceerd wordt, of dat er over iemand wat meer verteld moet worden. Het klinkt makkelijker dan het is: vooral de onderwerpen bedenken (nou ja, bedenken: vooral bedenken wat ik wel of juist níet ga schrijven, ik bedoel niet: ‘verzinnen’) kost me moeite: bijna alles wat ik momenteel beschrijf gaat over vervelende gebeurtenissen. Namelijk de gebeurtenissen uit mijn puberteit: veel en pijnlijk, zoals over de vechtscheiding van mijn ouders en over de gang naar verschillende pleeggezinnen.

Daarnaast schrijf ik over de gebeurtenissen van de afgelopen jaren (sinds 2014). Dus over een broer die doodgaat,  een vermissing, een gesloten opname, over het zo verward zijn en zo suïcidaal zijn dat het allemaal toch wel erg gevaarlijk en naar wordt. Die hoofdstukken wissel ik af met het ‘nu’. Dat horen luchtige hoofdstukken te worden, maar nu mijn hulpverlening op korte termijn stopt en ik me afvraag of ik alleen door moet gaan en ‘het’ gewoon zelf ga doen of toch voor een specialistische behandeling ga, zijn die hoofdstukken om te schrijven soms toch wat minder luchtig dan ik zou willen.

Kortom: het schrijven maakt best veel los. Ik zit misschien over een uurtje als vijftienjarige middenin een pleeggezin aan de andere kant van het land of ik lig in het ziekenhuis op de I.C. na een vermissing. 

Misschien moet er boven ook wel gestofzuigd worden en gedweild. En de badkamer: dat is ook al even geleden. Maar nu eerst nog maar even een kopje koffie. Of juist eerst dit (of is het ‘deze’?) blog plaatsen. 

Misschien moet ik vandaag maar weer eens een dagje niet schrijven. Morgen kan ik trouwens ook wel schrijven. Of anders overmorgen.