stukje. Na de psycholoog, kwam de psychiater.
Ik schaam me kapot. Ik ben niet iemand voor een psychiater.
Ik ben iemand voor een psycholoog. Ik vraag me af wat voor werk een psychiater
eigenlijk doet. Gekken beoordelen? Medicatie voorschrijven? Verder kom ik niet.
Ik heb hier geen zin in.
Hij vraagt me hoe het gaat. Ik geef aan dat het ‘dus niet zo
goed gaat, want ik zit hier’.
‘Waarvoor ben je hier?’ wil de man weten. Ik vraag me af of
het een quiz wordt. ‘Nou ja, voor dit dus.
’Wat is dit?
Zucht… ’Mijn
overspannenheid, die jullie een depressie noemen’.
‘Jij vindt zelf niet dat je
een depressie hebt?’ Nee, een depressie is erger. En wie beoordeelt dat ik
een depressie heb? Dat is ook zomaar uit de lucht komen vallen in een
gesprek’.
Hij zucht en pakt er een klein dik boek bij. ‘Ik zal even de
beschrijving van een depressie erbij pakken en dan kan ik hem voor je
vaststellen als je wilt.’
Natuurlijk komt eruit dat ik een depressie heb. En hij gaat verder: ‘depressie
is een ziekte, een ziekte die ook weer kan genezen.’
Ik lach schamper: hoe ik
er nu bijzit is geen ziekte. Ik heb dit zelf veroorzaakt en met behulp van een
aantal gesprekken, zal ik wel weer normaal doen. Hij vraagt me of het hebben
van longkanker na jaren te hebben gerookt ook geen ziekte is, want dat heeft
iemand ook veroorzaakt en, zo vraagt hij, het hebben van diabetes type 2, na
veel te lang slecht eten: is dat ook geen ziekte?
Ik moet die man gelijk geven
dat dat wél ziektes zijn. Maar dat zijn aantoonbare ziektes. En het zijn
lichamelijke ziektes. Dat zijn normale ziektes. Ziektes die erkend worden, tenminste door mij.
Ik ben niet ziek in mijn hoofd. Ik ben gewoon wat overspannen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten