dinsdag 5 november 2019

Waarom een bundel (deel 2)

Om te ontspannen sloeg ik niet aan het bundelen of schrijven. Wel als overleving dus. ‘Iets te doen te hebben in een eigen tempo’ (dat ik dus zo extreem opvoerde dat er niks eigen-tempo-achtig-iets meer aan zat). Zo verkocht ik het naar mezelf en naar de mensen om me heen.

Maar de werkelijkheid was een stuk onaangenamer. Ik overleefde de tijd inderdaad (ik zit dit nu namelijk te typen), maar niet op de manier die ik van tevoren had gehoopt. ‘Het boek’ werd al snel omgedoopt tot ‘dat kutboek’. Ik was boos op alles en iedereen. Op mezelf, op ‘de ggz’, op behandelaren. Als ik dan te slecht zou zijn voor behandeling, wat deed ik dan nog op straat zonder hulp? Gezien de inhoud van de afwijzingen, zou je me minstens met een jarenlange RM moeten opnemen. Maar ik zat weer thuis. Zonder hulp. En verdrietig. Dat was ik ook. Nare herinneringen namen me over. Die nare herinneringen werden natuurlijk ook gevoed door de vulling van de bundel: gesloten opnames, vermist geweest zijn, mijn jeugd (die niet altijd alleen maar leuk was), onderzoeken die we als gezin moesten doorstaan. Ik verloor, hoewel op eigen initiatief, mijn baan. 

Ik voelde me te slecht om een andere baan aan te gaan. Ik ben niet echt lekker stabiel. Ik lig, zoals gezegd, meer in bed dan dat ik eruit ben. En ik weet dat juist ritme, beweging, ‘zelfzorg’ enz. enorm goed zouden zijn voor mezelf. Maar liggend in bed met een laptopje, een glas wijn en wat benzodiazepinen beviel ook wel weer. Op de momenten dat het kon, was (en ben) ik wel beneden hoor, ik probeer het leven dat ik vijf jaar niet heb kunnen leiden, weer op te pakken (hoewel dat niet zo klinkt, maar ik kook soms weer, ben soms weer op school te zien, ga mee naar zwemles, doe soms boodschappen en doe soms ook weer leuke dingen met vrienden). 

Gaat het me om het geld? Nee. Door het debacle van mijn vorige boek (meer terugbetalen dan dat ik winst had), wist ik dat ik het daarvoor niet hoef te doen. Quitte spelen, een etentje en een leuke jurk en ik ben zeer tevreden)

Gaat het me om ‘Zie mij! Ik heb gewoon weer een boek geschreven!’. Misschien wel een beetje. Als je dan niet meer werkt, je zelfs niet voor hulpverlening in aanmerking komt en iedereen om je heen wél werkt en ook nog eens een huishouden draaiende houdt (zoals ik ook altijd heb gekund, maar soit), dan is het fijn ‘iets’ neer te kunnen zetten. En blijkbaar is ‘een boek’ voor mensen best een groot ding. (En… ik doe het in eigen beheer, dan is het écht best een ding… er komt toch best veel bij kijken, dus ergens heeft ‘men’ dan een punt.)

Gaat het daarom ook om de complimenten die misschien zullen volgen? Misschien wel. Complimenten zijn, indien gemeend, best fijn. Ik weet ook dat er weer gezeur komt: ALS JE DEPRESSIEF BENT KAN JE NIET SCHRIJVEN!!! Dit laatste klopt best redelijk trouwens. Ik blik vooral terug. Ik schrijf als het wat beter met me gaat en ik zit helemaal niet in een ernstige depressie. Maar die discussie móet ik niet eens meer willen voeren. Soms de neiging terug te schrijven: en jij dan? Je roept alleen maar dat je depressief bent, maar je kan wel tweeten??!! Ik wil er geen wedstrijd van maken, zoals sommigen lijken te willen doen. 

Een dikke huid heb je wel nodig als je dit doet. En eigenlijk wel goede redenen. En die goede redenen zijn er vast ook wel. Tenminste. Daar hoop ik nu, na dit geplaatst te hebben, op te gaan komen.

Zie deel 3.

(ik ben echt goed in cliffhangers! Moet ik wat mee gaan doen, een boek schrijven of zoiets dergelijks)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten