Stel je voor: je bent jarig in november, je wordt twaalf en
je moeder zit in Zuid-Limburg in een ‘GGZ-resort’ om te herstellen van een
depressie. Ze kan niet komen. Dat is jammer, wel meer dan dat: het is
verdrietig. Ze belde natuurlijk wel en ze stuurde een cadeau en daarna belde ze
wéér om te vragen of je een leuke dag hebt gehad.
Zo gaat dat soms.
Helaas- in jouw geval- ging dat zo.
Helaas- in jouw geval- ging dat zo.
Gelukkig maakt je moeder het goed: je laatste feestje van je
basisschoolperiode gaat een tóf feestje worden. Je mag twintig kinderen
uitnodigen, we huren een gebouw en ze mogen blijven slapen. Een oom wordt gevraagd om een bosspel te organiseren en het wordt geweldig. We kiezen voor maart,
want dan is je moeder wel hersteld en kan ze, zoals ze altijd deed, een leuk
feest organiseren.
De uitnodigingen worden verstuurd in februari. Via de mail vanuit
het bed van je moeder, want ze voelt zich al een weekje wat minder, wat somber,
uitgeput, oververmoeid, compleet energieloos. Maar dat feest dat komt er.
De datum komt dichterbij terwijl je moeder steeds minder energie
heeft én naast een nieuwe depressie ook de diagnose PTSS krijgt. Je ouders
hebben het erover dat ze misschien weer voor een paar weken terug kan naar die
fijne plek, het lijkt handiger dan jarenlange therapie. De depressie wordt sterker
en de opname gewenster. Ze is ‘ineens’ weer weg. Maar dat feest, daar zal ze
bij zijn!
Helaas past het ‘bij een feestje van je dochter zijn’ niet in
haar behandelplan, zeker niet het eerste weekend. Ze moet zich van de
behandelaren ‘op zichzelf richten’ en niet op jou. Niet op jouw feest. Je
moeder is er voor de tweede keer niet bij. Naast dat je zegt dat je ‘het
begrijpt’ en ‘niet erg vindt’ is het een enorme klap. Ze had het beloofd. Ze
komt wéér haar afspraak niet na. Ze kan toch wel even haar best doen om bij dat
feest te zijn?
Ik, je moeder, snap je. Als ik in bed lag met een vreselijke
lichamelijke ziekte (laat ik geen voorbeeld noemen, dat pakt altijd verkeerd
uit, wáág het namelijk niet ‘zoiets als
een depressie’ met een ‘echte’ ziekte te vergelijken!’), had je het wellicht
begrepen. Je bent een kind van 12, maar dit valt nauwelijks uit te leggen. Een beetje
wel. Maar je bent een kind. Zelfs de meeste volwassenen snappen het verschil
tussen lichamelijke ziektes en mentale gebreken niet.
Ik laat je weer vallen. En hoewel veel (vaak wat wijzere) mensen
zeggen dat ik ‘naar het grotere geheel’ moet kijken dan naar details. Doet me
dit zeer. Heel veel zeer.
Ik ga bedenken hoe ik dít weer kan goedmaken. Me van mijn
schuldgevoel kan verlossen, maar vooral jóu gelukkig kan maken.
Dat ga ik nu bedenken.
Het zuigt. Het is ruk. Helaas laat een depressie en zeker PTSS zich niet plannen. Sterkte wederom. -x-
BeantwoordenVerwijderen