vrijdag 15 januari 2016

totale schaamte


Afgelopen jaar kreeg ik van een psycholoog de diagnose depressie. Ik wist dat er wat was, maar ik noemde het een overspannenheid, misschien was het zelfs wel een burnout.

Maar een depressie? Ik?

 
Het was één van de weinige termen die ik nog niet opgezocht had op een zoekmachine. Ik herkende mezelf wel volledig in de andere termen. Ik was geïrriteerd, rusteloos, niet in staat mijn dagelijkse bezigheden te volbrengen, had het gevoel dat ik tekortschoot.

Maar een depressie? Ik?

 
Dat ik buiten die kenmerken eigenlijk ook alleen maar in bed wilde liggen, de gordijnen dicht, de lichten uit, en dat ik echt werkelijk nergens nog plezier aan beleefde, vond ik kenmerken die er nu eenmaal bij hoorden, bij zo’n overspannenheid, ik zou binnenkort vast wel weer normaal gaan doen. Het was namelijk nogal onpraktisch, dat idiote gedrag van mij, in combinatie met een gezin.

Maar een depressie? Ik?

 

Ik denk –eerlijk gezegd-  dat ik pas echt in een depressie raakte toen die diagnose was gesteld. Ik wilde er niet aan. Een depressie is iets voor anderen. Voor zwakke personen die niet zoveel  aan kunnen. En ik kan wél veel aan. Dat liet ik toch al jaren zien? Ik werkte, zorgde voor mijn kinderen, ving pleegkinderen op, bleef overeind bij sterfgevallen en ander leed. Die diagnose deed iets met me: ik ging me schamen. Ik ging me vreselijk schamen. Ik had het niet gered. Het was me niet gelukt. Ik faalde. Ík had hulp nodig.  En dat was écht niks voor mij. Het past niet bij me. Het staat me niet. En dat, dat bleef ik volhouden. Ik ging de discussie aan met hulpverleners (‘ik héb geen depressie, het gaat gewoon even wat minder met me!’ ‘Depressie is géén ziekte, het is een zwakte!’ ‘Ik slik geen medicatie, ik moet gewoon normaal doen’). En wat ik verder deed: ik meed al het oogcontact. Ik schaamde me. Daar zat ik dan. Een volwassen 34-jarige vrouw met kinderen, werkend in de zorg, die niemand meer durfde aan te kijken die haar wilde helpen.


Niet alleen naar de hulpverlening schaamde ik me. Ik schaamde me voor mijn familie, mijn werk, mijn vrienden. Ik meed bekenden op straat. Ik meed verjaardagen. Ik reageerde niet meer op de deurbel. Niet meer op appjes. Ik wilde alleen zijn. Ik moest het alleen oplossen. Wat kon iemand voor me doen? Ik moest normaal doen van mezelf. Dat bleef ik maar zeggen: ‘doe normaal!’ en terwijl ik dat dus maanden zei, deed ik alles behalve normaal. Ik sloot me af voor iedereen en alles. Ik gedroeg me vervelend en raar. Van mijn spontane en gezellige persoon was niks meer over. Ik was een schim van hoe ik was. Ik lag in bed en zo af en toe kwam ik eruit om mensen af te blaffen.

 

Inmiddels schaam ik me minder en ben ik (tot op zekere hoogte) eerlijk over de vervelende periode die achter ons ligt. Ik ben nog aan het herstellen, ik word -vrees ik- nooit meer de oude.

 

En misschien is dat maar goed ook. Want mijn oude ik leidde juist naar deze depressie.
Denk ik.

 

 

2 opmerkingen:

  1. Precies dat laatste. Wat moet je met de oude versie? Die bracht je daar. Behoud het goede en laat de rest. Overigens makkelijk gezegd, wat lastiger gedaan.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Precies dat laatste. Wat moet je met de oude versie? Die bracht je daar. Behoud het goede en laat de rest. Overigens makkelijk gezegd, wat lastiger gedaan.

    BeantwoordenVerwijderen